GoedBericht.nl logo
English Blog

GoedBericht.nl wijst op de ene GOD die alles beschikt en bij wie nooit iets mis gaat. Zij wijst op Jezus Christus als Redder der wereld. Jazeker, van alle mensen! Omdat GOD nooit laat varen de werken van zijn handen.


Uitgangspunt is de Bijbelse boodschap zoals Paulus deze als “apostel en leermeester van de natiën” heeft mogen bekendmaken. GoedBericht wil uitsluitend wijzen op wat “er staat geschreven”. Want “de Schrift” bewijst én verklaart zichzelf.

 

De levende GOD is een Redder van ALLE mensen, speciaal van gelovigen!

1 Timotheus 4:10

Prikbord

Recente Artikelen

gezeten aan Gods rechterhand

De uitdrukking “gezeten aan Gods rechterhand” is een heel vaak terugkerend thema in het Nieuwe Testament. Het is actueel omdat het verwijst naar de huidige positie van de opgewekte en verhoogde Christus. Het bepaalt ons niet bij Jezus’ aardse bediening of zijn kruisiging in het verleden, maar bij zijn huidige heerlijkheid – onzienlijk, maar werkelijk – aan de rechterzijde van God. Een heerlijkheid die Hij bezit sinds zijn hemelvaart. dubbele beeldspraak Dat Christus zit aan Gods rechterhand is vanzelfsprekend beeldspraak – en zelfs dubbele beeldspraak. "Zitten" verwijst naar een troon, oftewel het bekleden van een koninklijke positie. Ook in het Nederlands spreken we over een koning die op de troon “zit”, ook al doet hij dat maar zelden letterlijk. Of we spreken over “de zittende president”, ongeacht of die fysiek zit, staat of loopt. Zitten betekent hier: een zetel van eer en macht innemen en macht bezitten. Hetzelfde geldt voor “rechterhand”. Hoewel het woord “hand” gewoonlijk wordt toegevoegd, gaat het in de grondtekst gewoonlijk om de rechterzijde. Rechts spreekt van voorrang, eer, glorie en heerschappij. Ook dat kennen we uit ons dagelijks taalgebruik: “iemands rechterhand zijn” betekent de belangrijkste plaats innemen. Ook in de Schrift zien we die symboliek terug. Neem Benjamin, de jongste zoon van Jakob. Zijn moeder Rachel sterft tijdens de bevalling in Efratha en noemt hem “Ben-Oni” – zoon van mijn smart. Maar Jakob grijpt in en noemt hem “Ben-Jamin” – zoon van mijn rechterhand (Gen. 35:18). Een uiterst veelzeggend type: de man van smarten, geboren in Efratha (Bethlehem), zou verhoogd worden tot een positie van eer. Dit is exact wat met Christus is gebeurd. Als Ben-Oni is hij verworpen en gekruisigd – een man van smarten (Jes. 53). Maar de Vader veranderde zijn naam: Hij werd opgewekt en is nu Ben-Jamin – de Zoon van de Rechterhand. Ook de geschiedenis van Jakob die de zonen van Jozef zegent (Gen. 48) onderstreept de betekenis van de rechterhand. Jozef plaatst de eerstgeborene Manasse aan Jakobs rechterzijde, de jongste Efraïm aan zijn linkerzijde – maar Jakob kruist zijn armen. De rechterhand gaat naar de jongste. Het is het herhaalde patroon in de Schrift: niet de eerste, maar de tweede ontvangt het eerstgeboorterecht. Ook hier zien we: de rechterhand spreekt van voorrang en de hoogste bestemming. Deze beelden maken duidelijk wat het betekent dat Christus aan Gods rechterhand is gezeten: hij draagt de hoogste eer, de grootste autoriteit. Hij is de Voorste (first, vorst!) en eerstgeborene uit de doden (Kol. 1:18). Psalm 110 – het fundament De uitdrukking 'gezeten aan Gods rechterhand' is ontleend aan Psalm 110:1, waar David profetisch verhaalt van een gesprek tussen JAHWEH en “mijn Heer”: “JAHWEH sprak tot mijn Heer: Zit aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden stel tot een voetbank voor uw voeten.” Deze psalm wordt vaker geciteerd in het Nieuwe Testament dan enige andere psalm. De Heer Jezus zelf citeert deze tekst in Mattheüs 22 om de farizeeën een raadselachtige vraag te stellen: hoe kan David zijn eigen zoon “Heer” noemen? Het antwoord ligt in het gegeven dat deze “zoon” eerst verhoogd zou worden aan Gods rechterhand om pas later zijn heerschappij op aarde te ontvangen. Psalm 110 openbaart drie fasen: De verhoogde positie: de Messias wordt genodigd te zitten aan Gods rechterhand. Een periode van wachten: “totdat” zijn vijanden gesteld worden tot een voetbank. De openbaring van zijn koningschap: wanneer hij daadwerkelijk gaat heersen. het bewijs van de opstanding In Handelingen 2 onderwijst Petrus op de Pinksterdag precies deze waarheid. Hij legt uit dat David in Psalm 16 sprak over de opstanding van de Messias – niet over zichzelf, want David is gestorven en zijn graf is nog steeds in Jeruzalem. Jezus daarentegen is opgewekt, verhoogd en “door de rechterhand van God verhoogd” (Hand. 2:33). Petrus citeert vervolgens letterlijk Psalm 110:1 als vervulling van deze verhoging. De Messias is opgestaan uit de doden, maar nog niet regerend vanaf de troon van David. Tot op vandaag is Hij gezeten aan Gods rechterhand, in afwachting van de tijd dat God zijn vijanden aan Hem zal onderwerpen. Koning én Priester In Psalm 110:4 lezen we een tweede goddelijke uitspraak: “JAHWEH heeft gezworen en het zal Hem niet berouwen: Gij zijt priester voor eeuw-ig, naar de orde van Melchizedek.” Melchizedek is een unieke figuur in de Schrift. Hij verschijnt slechts kort in Genesis 14, waar hij Abraham tegemoetkomt als “koning van Salem” en tegelijk “priester van de Allerhoogste God”. Dat is op zichzelf al buitengewoon: hij is koning én priester in één persoon. Onder het oude verbond was dat principieel onmogelijk. Koningschap was voorbehouden aan de stam van Juda; het priesterschap aan de stam van Levi. Maar Melchizedek is een voorafschaduwing van de Messias – een type van Hem die zou komen. Niet toevallig betekent zijn naam “koning van gerechtigheid” (Melchi-Tsedek), en als koning van Salem is hij tevens “koning van vrede”. Gerechtigheid en vrede – beide vinden hun vervulling in Christus. De Hebreeënbrief, en in het bijzonder hoofdstuk 7, gaat diep in op deze figuur en maakt duidelijk dat de Messias geen priester is naar de orde van Aäron (Levitisch), maar naar een hogere orde: die van Melchizedek. Waarom? Omdat deze orde niet gebaseerd is op afstamming of wet. Melchizedek verschijnt in de Schrift zonder vermelding van vader, zonder moeder, zonder geslachtsregister, einde van leven – daarmee is Hij een prachtig type van Hem wiens priesterschap evenmin is gebaseerd op afstamming, maar op onvergankelijk leven (Heb. 7:16). Daarom is de uitspraak in Psalm 110 zo krachtig. God zweert het zelfs: Gij zijt priester tot in de aion, naar de ordening van Melchizedek. Voordat Hij als Messias zal heersen vanuit Sion (vers 2) is Hij eerst verhoogd aan Gods rechterhand (vers 1) en dient Hij als priester in het heiligdom (vers 4). Christus is de enige in wie deze beide ambten volmaakt verenigd zijn – koning én priester. En let op: dit is zijn huidige positie. Hij zit nog niet op de troon van David op aarde, maar is gezeten aan Gods rechterhand in het hemelse heiligdom – en vandaar oefent hij zijn priesterlijke taak uit. Hij pleit, hij heiligt, hij vervult, hij voedt en verzorgt de ekklesia die vandaag wordt verzameld. Net als Melchizedek is zijn bediening niet gebaseerd op menselijke afstamming, maar gefundeerd in de kracht van zijn opstanding. Wanneer Hij straks verschijnt, zal ook zijn koningschap zichtbaar worden. Dan zal hij niet alleen de hemelse priester zijn, maar ook koning op aarde – vanuit Sion, zoals Psalm 110 het profeteert. De Hebreeënbrief wijst herhaaldelijk op deze waarheid en noemt de Messias een priester die vandaag in het hemelse heiligdom dient. Hij is niet werkloos terwijl hij “zit”: hij bedient het ware heiligdom, door God zelf opgericht (Heb. 8:1-2). Zijn werk nu Wat doet Hij daar? Hij verzorgt het licht (de kandelaar – een beeld van de ekklesia) en brengt aanbidding voort (reukwerk). Zoals de hogepriester dagelijks olie toevoegde aan de menorah en reukwerk ontstak, zo vervult Christus nu zijn priesterlijke taak: hij voedt de ekklesia met zijn woord en brengt ons tot aanbidding. Zijn bediening is gericht op verlichting en vernieuwing. Hij doet ons stralen, niet door lasten op te leggen, maar door ons te vervullen met zijn geest en waarheid. één volmaakt offer Het contrast tussen de priesters onder het oude verbond en de verhoogde Christus wordt in Hebreeën 10 krachtig neergezet: “Deze echter, na één offer voor de zonden te hebben gebracht, is voor altijd gezeten aan Gods rechterhand, voorts wachtende totdat zijn vijanden gelegd worden tot een voetbank voor zijn voeten.” -Hebreeën 10:12-13- De priesters onder het oude verbond stonden.  Niet voor niets maakt de wetgeving geen melding van stoelen in het heiligdom. Dat is typerend. De priesters konden niet zitten, want hun werk was nooit af. Maar Christus zit. Zijn offer is afdoende, definitief en eens voor altijd geldig. Daarom rust Hij, in afwachting van het moment dat Hij zijn koningschap zal openbaren. de ekklesia – zijn lichaam en completering En dan komt Paulus met een openbaring die zijn weerga niet kent. In Efeze 1:22-23 schrijft hij dat Christus als Hoofd boven alles (gezeten aan Gods rechterhand) is gegeven aan de ekklesia, die zijn lichaam is – “de vervulling (pleroma) van Hem die alles in allen vervult”. Let op: hier is de ekklesia maar niet slechts een instument van Christus, maar zijn aanvulling. Zijn completering. Een Hoofd zonder lichaam is niet compleet – en zo is Christus op dit moment in zekere zin incompleet. Daarom is Hij nog “zittend” aan Gods rechterhand: omdat het lichaam nog niet volgroeid is. Deze tijd, deze pauze, dit “totdat”, is gevuld met één groot project: het bijeenroepen van een volk uit de natiën, de ekklesia, die bestemd is voor een hemelse roeping. Deze ekklesia deelt in de positie van het Hoofd – niet op aarde, maar in de hemelse gewesten (Ef. 2:6). Zij is bestemd om met Christus te heersen in de toekomende aion – niet als onderdanen, maar als mede-erfgenamen, als zijn lichaam, als zijn manifestatie. Pas als het lichaam gereed is, zal Christus verschijnen – en met Hem zijn ekklesia– om zijn koningschap zichtbaar op te nemen. Dan zal alles onder zijn voeten worden gesteld, dus ook onder de ekklesia die zijn lichaam is. Wat een roeping! Wat een positie! alles onder zijn voeten Paulus laat in 1 Korinthe 15 zien dat God alles onder de voeten van Christus stelt. Zelfs de dood – de laatste vijand – zal teniet worden gedaan. Hoe? Door alle mensen levend te maken, zoals Christus Jezus als eersteling werd levend gemaakt (1 Kor. 15:22-26). En wanneer ten slotte alles aan Hem is onderworpen, zal ook de Zoon zelf worden onderworpen aan de Vader, “opdat God zij alles in allen” (1 Kor. 15:28). Dat en niet minder is de ultieme uitkomst van Christus' verhoging aan Gods rechterhand. En daarom: “Zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan Gods rechterhand.” -Kolosse 3:1-

29-05-2025 Lees verder

gezicht en profeet verzegeld

Aan het begin van Daniël 9 lezen we hoe de profeet Daniël, op hoge leeftijd, zich verdiept in de profetieën van Jeremia. Hij stelt vast: de zeventig jaren van verwoesting over Jeruzalem zijn voorbij. Daniël doet een beroep op Gods belofte: zou er nu dan herstel komen? En terwijl hij nog bidt, verschijnt er een boodschapper. Hij brengt niet alleen de mededeling dat het bevel van koning Kores is uitgegaan om Jeruzalem te herstellen, maar hij opent ook een nieuw venster: “Zeventig weken zijn bepaald over uw volk en over uw heilige stad” (Dan. 9:24). Wat volgt is een profetie van ongekende precisie. Niet langer gaat het over zeventig jaren, maar over zeventig jaarweken (sabbatsjaren): zeventig perioden van elk zeven jaar inclusief tien bijbehorenden jubeljaren. In totaal vijfhonderd jaar. Deze profetische klok begint te tikken vanaf het moment dat het woord uitging om Jeruzalem te herbouwen. Tot aan de komst van de Messias aan het einde van negenenzestig jaarweken. zes doelstellingen In vers 24 noemt de engel zes doelstellingen die in zeventig jaarweken gerealiseerd zouden worden: Om de overtreding te voleindigen Om de zonde af te sluiten Om de ongerechtigheid te bedekken Om eeuwige gerechtigheid te brengen Om gezicht en profeet te verzegelen Om iets allerheiligst te zalven Door zijn dood en opstanding halverwege de zeventigste jaarweek voleindigde de Messias officieel de overtreding en sloot Hij de zonde af (2Kor.5:17). Hij bedekte de ongerechtigheid (1Kor.2:2) en bracht gerechtigheid van aionen aan (Rom.3:21). Zo werd Hij de allerheiligste Gezalfde – de Christus (Hand.2:36). gezicht en profeet verzegeld? Tussen deze zes doelstellingen staat één doelstelling die wat uit de toon lijkt te vallen: om gezicht en profeet te verzegelen. Waarop zou dit betrekking hebben? Verzegelen wil zeggen: afsluiten, ontoegankelijk maken. Een verzegelde brief kan niet gelezen worden, tenzij de zegel wordt verbroken. Sinds de zeventigste jaarweek ligt er een verzegeling op "gezicht en profeet" – specifiek voor het volk Israël en de stad Jeruzalem. Daarop hebben de zeventig jaarweken immers betrekking: "uw volk en uw heilige stad”. Gezicht en profetie zijn verzegeld. Ze worden niet verstaan. Ze zijn verborgen. En dat is precies wat plaatsvond toen de Messias zich aandiende: het volk dat de Schriften beheerde, was niet langer in staat ze te begrijpen. Dat is niet per ongeluk, want het is voorzegd. Jesaja zegt: “Bind de getuigenis toe, verzegel de wet onder mijn leerlingen” (Jes.8:16). En zolang deze verzegeling duurt zou JAHWEH zijn aangezicht ook verbergen voor het huis van Jakob (Jes.8:17). tot wanneer? Maar die verzegeling is niet blijvend. In Daniël 12 – het slot van het boek Daniël– zegt de boodschapper: “Deze woorden blijven verborgen en verzegeld tot de tijd van het einde.” Dat is een belangrijke aanwijzing. De verzegeling heeft een “totdat”. En als de tijd van het einde komt, zullen velen onderzoek doen, en de kennis zal vermeerderen. Die openbaring zal plaatsvinden vanaf, wat de Schrift noemt “de tijd van de grote benauwdheid” (Dan. 12:1). Een tijd die samenvalt met het staken van het dagelijks offer in Jeruzalem. Dat veronderstelt dat er eerst weer een tempeldienst zal zijn – iets wat tot dusver nog niet het geval is. Maar vanaf dat moment zullen de verzegelde boeken opengaan, en het overblijfsel van Israël zal gaan begrijpen wat tot dusver voor hen verborgen was. In afwachting Tot op vandaag leven wij in de tijd van de verborgenheid. De Messias is gekomen, Hij heeft overtreding en zonde afgesloten, gerechtigheid gebracht, en is gezalfd met geest. Maar Zijn volk herkent Hem niet. Sindsdien zijn gezicht en profetie voor hen verzegeld. En toch – voor wie nu oren heeft om te horen en ogen om te zien, is het ontsloten. Niet door eigen inzicht, maar omdat Hij zelf het zegel verbreekt en de bedekking wegneemt (2Kor.3). Wij mogen nu reeds verstaan wat voor velen verborgen blijft. Niet omdat wij het doorgronden, maar omdat Hij zich openbaart. Dat is genade. Daarom zien wij uit. Want Hij maakt zijn woord waar, op Zijn tijd, met precisie. Net zoals Hij dat deed toen de zeventig jaren voorbij waren. En opnieuw, toen de zeventig jaarweken vervuld werden. Zo zeker als gezicht en profeet verzegeld werden bij Zijn eerste komst, zo zeker zullen zij worden ontsloten bij Zijn wederkomst!

27-05-2025 Lees verder

doorstoken met een speer – wanneer?

Volgens de meeste bijbelvertalingen vond de speerstoot in Jezus’ zijde pas plaats nadat Hij reeds was gestorven. Deze interpretatie baseert men op Johannes 19:32–35 (NBG51): 32 De soldaten dan kwamen en braken de benen van de eerste en van de andere, die met Hem gekruisigd waren; 33 maar toen zij bij Jezus gekomen waren en zagen, dat Hij reeds gestorven was, braken zij zijn benen niet, 34 maar een van de soldaten stak met een speer in zijn zijde en terstond kwam er bloed en water uit. Op het eerste gezicht lijkt dit een chronologisch verloop: eerst de constatering van Jezus’ dood, dan pas de speerstoot. Maar deze gangbare uitleg roept fundamentele vragen op die men niet zomaar kan negeren. Waarom werd Jezus nog met een lans gestoken als Hij al dood was?Als de soldaten overtuigd waren van zijn dood, was een speerstoot overbodig. Als ze twijfelden, waarom braken ze zijn benen dan niet zoals bij de anderen? Waarom stierf Jezus zo opvallend snel?Zijn vroege dood was zo ongebruikelijk dat zelfs Pilatus er verbaasd over was (Marcus 15:44). Kruisiging leidde doorgaans pas na vele uren of zelfs dagen tot de dood. Hoe kon er direct ‘bloed en water’ uit de wond komen?Bij een overleden lichaam stopt de bloedsomloop. Dat er “terstond” bloed en water uit Jezus’ zijde kwam, duidt eerder op een handeling die plaatsvond vóór het overlijden, toen het hart nog pompte en de bloeddruk nog werkte. Deze vragen ondermijnen de vanzelfsprekendheid van de traditionele uitleg. Maar er is meer. de verdwenen speerstoot in Matteüs 27:49 In een aantal van de oudste en meest gezaghebbende handschriften van het Nieuwe Testament — waaronder de Codex Vaticanus en de Codex Sinaiticus — staat in Matteüs 27:49 een zin die opvallend veel lijkt op Johannes 19:34: “En een ander nam een lanspunt en stak in zijn zijde en er kwam water en bloed uit.” Deze zin is in vrijwel alle moderne vertalingen weggelaten, ondanks de sterke ondersteuning vanuit de handschriften. De meest gehoorde verklaring is dat deze tekst een latere toevoeging zou zijn, geïnspireerd op Johannes' verslag. Maar deze verklaring is duidelijk ingegeven door theologische verlegenheid. Omdat men niet in staat bleek Matteüs' mededeling te rijmen met Johannes' verslag, heeft men de regel in Matteüs als niet-authentiek terzijde geschoven. Maar wat nu als de oorspronkelijke en uitgebreide versie van Matteüs 27:49 ons juist de sleutel aanreikt tot het begrijpen van wat zich aan het kruis heeft voltrokken? een alternatieve, consistente lezing van Johannes 19:34 Als we Johannes 19:34 lezen als een verklaring van Jezus’ dood, in plaats van een gebeurtenis ná zijn dood, ontstaat er een verrassend consistente lezing. Dan zegt de tekst geparafraseerd het volgende: Omdat één van de soldaten met een lans in zijn zijde had gestoken (waarbij onmiddellijk bloed en water vrijkwamen), zagen zij dat Hij reeds gestorven was en braken ze zijn benen niet. De formulering in Johannes 19:34 laat ruimte voor twee manieren van lezen. Chronologisch en verklarend. In het eerste geval is vers 34 een chronologisch vervolg op vers 33. In het tweede geval verklaart vers 34 de mededeling in vers 33. Beide lezingen zijn mogelijk aangezien de tekst niet expliciet zegt dat de speerstoot ná Jezus’ dood plaatsvond. Zoals er ook geen sprake is van “omdat” of “daarom”. Dit laatste is echter geen onoverkomelijk bezwaar. Er zijn heel wat voorbeelden in de Bijbel van mededelingen waarbij een oorzakelijk verband impliciet wordt verondersteld (zie Gen.4:8; 2Sam.11:2-4; Joh.18:6). Ook Johannes 19:34 kan heel goed worden verstaan als verklaring waarom Jezus al dood was. Ook de werkwoordsvorm die gebruikt wordt voor het steken met de speer (=aorist) laat in het Grieks hiervoor ruimte. Karakteristiek voor de aorist is dat het in zichzelf geen informatie geeft over de tijd van handeling. Vatten we Johannes 19:34 verklarend op, dan is de speerstoot niet iets wat ná de dood gebeurde, maar juist datgene wat tot Jezus' dood leidde. Deze interpretatie doet niet alleen meer recht aan de medische en logische bezwaren tegen de traditionele lezing, maar harmoniseert ook met de tekst van Matteüs 27:49 in de oudste manuscripten. De speerstoot was geen naspel bij een reeds gestorven lichaam, maar de fatale handeling die Jezus deed sterven — door verbloeding. Jezus als het geslachte Paaslam Deze lezing heeft bovendien een diepgaande typologische betekenis. Johannes zelf benadrukt: “Deze dingen zijn gebeurd opdat het Schriftwoord vervuld zou worden: ‘Geen bot van Hem zal gebroken worden.’” (Johannes 19:36) Het Pascha dat op 14 Nisan geslacht werd, mocht geen gebroken been hebben (Exodus 12:46). Jezus’ dood door verbloeding — zonder botbreuk — maakt Hem tot de letterlijke vervulling van dit voorschrift. Johannes getuigt met nadruk dat hij dit zélf heeft gezien, en onderstreept de betekenis ervan voor wie wil geloven. Dat Jezus dus “geslacht” is — in de meest letterlijke zin van het woord — sluit naadloos aan bij het Pascha-karakter dat Johannes verbindt aan het kruis. Het is niet slechts symboliek, maar een precieze vervulling! conclusie De alternatieve lezing van Johannes 19:34 is zowel grammaticaal verantwoord, tekstkritisch onderbouwd, logisch sluitend en typologisch vanzelfsprekend. Daarom verdient ze het om serieus te worden genomen. Niet als curiositeit, maar als geloofwaardige verklaring van wat zich aan het kruis voltrok. Wie Johannes wil begrijpen in het licht van het geheel van de Schrift — en met oog voor de vroege tekstgetuigen van het Nieuwe Testament — kan moeilijk om deze lezing heen. De speerstoot is dan geen naspel, maar de beslissende daad die Jezus' dood bezegelde — als het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt.

23-04-2025 Lees verder

beschaamd zullen staan…

In Jesaja 45 doet God een uitzonderlijke belofte. Hij belooft onder eedzwering en dat doet Hij zelden. Wanneer Hij dat bij uitzonderlijke gelegenheid doet, dan is dat volgens Hebreeën 6, om "des te nadrukkelijker" aan te geven dat "het onmogelijk is, dat God liegen zou" (:6:17,18). Jesaja 45 zegt: 23 Want Ik heb gezworen bij Mij zelf, waarheid is uit mijn mond uitgegaan, een woord dat niet zal worden herroepen: dat voor Mij elke knie zich zal buigen, dat bij Mij elke tong zal zweren. 24 Alleen bij JAHWEH, zal men van Mij zeggen, is gerechtigheid en sterkte, tot Hem zal men komen; en beschaamd zullen staan allen die tegen Hem in woede ontstoken zijn... onder dwang? Het is de apostel Paulus die in Romeinen 14:11 en Filippi 2:10 deze woorden aanhaalt en bevestigt. In Filippi 2 laat Paulus vooral uitkomen dat het een hartelijke erkenning betreft. Het woord dat hij voor "belijden" gebruikt (ex-omologeo), geeft aan dat het van binnenuit komt en niet onder dwang plaatsvindt. Het is dan ook geen lippendienst (buitenkant) maar een erkenning met de tong - wat staat voor de binnenkant. Men zal knielen en belijden "tot eer van God de Vader". maar of en? In veel vertalingen worden de woorden in Jes.45:24 "en beschaamd zullen staan..." weergegeven met "maar beschaamd zullen staan". Dat maakt nogal een verschil. Want wanneer we hier "maar" lezen, dan impliceert dit een groep die wordt onderscheiden van het voorgaande. De gedachte is dat weliswaar alle knie zal buigen en alle tong zal zweren, maar dat slechts een deel van hen zal zeggen "alleen bij JAHWEH is gerechtigheid en sterkte". Terwijl een ander deel daarentegen beschaamd zal staan. Door het woordje 'maar' suggereren de vertalers een tegenstelling die in de grondtekst ontbreekt. Het Hebreeuws leest hier het standaard 'voegwoord' (de letter 'wav') zoals in dezelfde zin wordt gesproken over "gerechtigheid en sterkte". Door hier niet "en" maar "maar" te vertalen, creëert men onnodig een tegenstelling. Terwijl de gedachte juist is: allen zullen JAHWEH erkennen en zij die ooit in woede waren ontstoken (lett. verhit waren) zullen daarbij beschaamd staan. verhit Een groot deel van de mensheid behoort tot degenen die 'verhit' zijn tegen God. Dat geldt ook voor 'atheïsten'. Geen intelligent wezen kan met droge ogen intelligent design ontkennen in de natuur. Dat er een Schepper is, is evident. Dat sommigen zich desondanks als 'atheïst' afficheren is gewoonlijk omdat men boos is op God en niet met Hem geassocieerd wil worden. Altijd weer met het beroemde motief: met zoveel kwaad in de wereld (pijn, verdriet, moeite, ziekte, dood, enz.) kan God onmogelijk goed zijn. En als uiting van die onvrede wenst men niet met Hem te rekenen. Achter religie gaat in de praktijk dezelfde vervreemding schuil. Men vertrouwt God niet en uit angst voor Hem probeert men Hem te pleasen. contrast In Jesaja 45 zweert GOD dat allen die 'verhit' zijn tegen Hem, ooit beschaamd zullen staan. Men had zich een oordeel over God aangemeten dat volstrekt voorbarig bleek. Men had niet gerekend dat GOD écht goed is en bij machte is het kwade ten goede te keren (Gen.50:20). In hetzelfde Jesaja 45 verklaart God tevens de Schepper van alles te zijn, ook van het kwade. Ik ben JAHWEH, en er is geen ander, 7 die het licht formeer en de duisternis schep, die vrede maakt en kwaad schept; Ik, JAHWEH doe dit alles. -Jesaja 45:7- GOD claimt de eer dat HIJ de Schepper is van licht en vrede, van duisternis en kwaad. Zoals elke creator dat doet, creëert ook GOD door middel van contrast. Hemel en aarde, licht en duisternis, zee en land, mannelijk en vrouwelijk, enz. Zo is het ook met goed en kwaad  (Gen.2:17). Kennis van goed is niet los verkrijgbaar. Alleen door kwaad wordt goed zichtbaar. Zonder vijandschap geen verzoening (Kol.1:20,21); Zonder zonde geen genade (Rom.5:20); Zonder strijd geen overwinning (Rom.8:37); Zonder dood geen levendmaking (1Kor.15:22). beschaamd Eenmaal zal de mensheid het schaamrood op de kaken hebben voor de kwade intenties die men GOD had toegedicht. Denk bijvoorbeeld aan de leer van de eindeloze hellestraf maar ook aan de leer van annihilatie (=de dood is het einde). Zulke leringen ontkennen dat GOD goed is en dat Hij nooit laat varen de werken van zijn handen. Men loochent dat Hij alles recht zal zetten en iedereen terecht zal brengen. Dat is Zijn rechtvaardigheid (=vaardig in het recht) en het oogmerk van al zijn gerichten! De aanwezigheid van het kwaad in de wereld is niet in strijd met Gods goedheid. Integendeel zelfs! Het kwaad is noodzakelijk voor GOD om zijn goedheid te bewijzen! En het bewijs dat GOD GOED is zal eens voor ieder mens afdoende zijn geleverd. Elke tong zal het onder ede erkennen!

30-03-2025 Lees verder

Prikbord

Bijbelvers

Kolosse 2:16 – wettische vormen

Laat dan niemand jullie oordelen, inzake eten en drinken, of op het stuk van een feest, nieuwe maan of sabbatten…

In Kolosse dreigden gelovigen beïnvloed te worden door judaïseerders—mensen die meenden dat gehoorzaamheid aan de wet van Mozes ook in de ekklesia van kracht zou zijn. Ze legden nadruk op wat men wel of niet mocht eten of drinken en verboden mogelijk ook het gebruik van sterke drank. Daarnaast hadden ze uitgesproken opvattingen over de door de wet voorgeschreven feestdagen, het begin van de nieuwe maand en de sabbat. Wat ooit als terecht als heilig werd beschouwd binnen het Jodendom, probeerden zij opnieuw van toepassing te maken op gelovigen in Christus vandaag.

Maar Paulus spreekt duidelijke taal. In Christus zijn zulke voorschriften zonder betekenis. De ekklesia – het lichaam van Christus – is vrij van religieuze kalenderwetten en voedingsvoorschriften. De geestelijke realiteit waarin wij delen is niet gebaseerd op uiterlijke vormen, maar op onze verbondenheid met Christus. Hij is onze werkelijkheid, onze rust, ons feest.

Het kerkelijk jaar dat later in de christenheid werd ontwikkeld, is in wezen niets anders dan een gechristianiseerde versie van het judaïsme. Maar de waarheid is: wij zijn in Christus volledig vrij. Niet gebonden aan dagen of voorschriften. In Hem hebben wij alles ontvangen – buiten enige vorm of traditie om!

Delen: