GoedBericht.nl logo
English Blog

GoedBericht.nl wijst op de ene GOD die alles beschikt en bij wie nooit iets mis gaat. Zij wijst op Jezus Christus als Redder der wereld. Jazeker, van alle mensen! Omdat GOD nooit laat varen de werken van zijn handen.


Uitgangspunt is de Bijbelse boodschap zoals Paulus deze als “apostel en leermeester van de natiën” heeft mogen bekendmaken. GoedBericht wil uitsluitend wijzen op wat “er staat geschreven”. Want “de Schrift” bewijst én verklaart zichzelf.

 

De levende GOD is een Redder van ALLE mensen, speciaal van gelovigen!

1 Timotheus 4:10

Prikbord

Binnenkort hopen we met elkaar weer het GoedBericht-weekend te beleven. Tijdens de pauzes wordt iets lekkers bij de koffie of thee (koek of cake o.i.d.) altijd zeer op prijs gesteld. Uit ervaring weten we dat deelnemers of gasten dikwijls spontaan iets meebrengen. Top natuurlijk, maar het is voor de organisatie handig om van te voren enig zicht te hebben op wie wat wanneer meebrengt. Zou je daarvoor dit formuliertje even willen invullen? Bij voorbaat dank!


Recente Artikelen

doorstoken met een speer – wanneer?

Volgens de meeste bijbelvertalingen vond de speerstoot in Jezus’ zijde pas plaats nadat Hij reeds was gestorven. Deze interpretatie baseert men op Johannes 19:32–35 (NBG51): 32 De soldaten dan kwamen en braken de benen van de eerste en van de andere, die met Hem gekruisigd waren; 33 maar toen zij bij Jezus gekomen waren en zagen, dat Hij reeds gestorven was, braken zij zijn benen niet, 34 maar een van de soldaten stak met een speer in zijn zijde en terstond kwam er bloed en water uit. Op het eerste gezicht lijkt dit een chronologisch verloop: eerst de constatering van Jezus’ dood, dan pas de speerstoot. Maar deze gangbare uitleg roept fundamentele vragen op die men niet zomaar kan negeren. Waarom werd Jezus nog met een lans gestoken als Hij al dood was?Als de soldaten overtuigd waren van zijn dood, was een speerstoot overbodig. Als ze twijfelden, waarom braken ze zijn benen dan niet zoals bij de anderen? Waarom stierf Jezus zo opvallend snel?Zijn vroege dood was zo ongebruikelijk dat zelfs Pilatus er verbaasd over was (Marcus 15:44). Kruisiging leidde doorgaans pas na vele uren of zelfs dagen tot de dood. Hoe kon er direct ‘bloed en water’ uit de wond komen?Bij een overleden lichaam stopt de bloedsomloop. Dat er “terstond” bloed en water uit Jezus’ zijde kwam, duidt eerder op een handeling die plaatsvond vóór het overlijden, toen het hart nog pompte en de bloeddruk nog werkte. Deze vragen ondermijnen de vanzelfsprekendheid van de traditionele uitleg. Maar er is meer. de verdwenen speerstoot in Matteüs 27:49 In een aantal van de oudste en meest gezaghebbende handschriften van het Nieuwe Testament — waaronder de Codex Vaticanus en de Codex Sinaiticus — staat in Matteüs 27:49 een zin die opvallend veel lijkt op Johannes 19:34: “En een ander nam een lanspunt en stak in zijn zijde en er kwam water en bloed uit.” Deze zin is in vrijwel alle moderne vertalingen weggelaten, ondanks de sterke ondersteuning vanuit de handschriften. De meest gehoorde verklaring is dat deze tekst een latere toevoeging zou zijn, geïnspireerd op Johannes' verslag. Maar deze verklaring is duidelijk ingegeven door theologische verlegenheid. Omdat men niet in staat bleek Matteüs' mededeling te rijmen met Johannes' verslag, heeft men de regel in Matteüs als niet-authentiek terzijde geschoven. Maar wat nu als de oorspronkelijke en uitgebreide versie van Matteüs 27:49 ons juist de sleutel aanreikt tot het begrijpen van wat zich aan het kruis heeft voltrokken? een alternatieve, consistente lezing van Johannes 19:34 Als we Johannes 19:34 lezen als een verklaring van Jezus’ dood, in plaats van een gebeurtenis ná zijn dood, ontstaat er een verrassend consistente lezing. Dan zegt de tekst geparafraseerd het volgende: Omdat één van de soldaten met een lans in zijn zijde had gestoken (waarbij onmiddellijk bloed en water vrijkwamen), zagen zij dat Hij reeds gestorven was en braken ze zijn benen niet. De formulering in Johannes 19:34 laat ruimte voor twee manieren van lezen. Chronologisch en verklarend. In het eerste geval is vers 34 een chronologisch vervolg op vers 33. In het tweede geval verklaart vers 34 de mededeling in vers 33. Beide lezingen zijn mogelijk aangezien de tekst niet expliciet zegt dat de speerstoot ná Jezus’ dood plaatsvond. Zoals er ook geen sprake is van “omdat” of “daarom”. Dit laatste is echter geen onoverkomelijk bezwaar. Er zijn heel wat voorbeelden in de Bijbel van mededelingen waarbij een oorzakelijk verband impliciet wordt verondersteld (zie Gen.4:8; 2Sam.11:2-4; Joh.18:6). Ook Johannes 19:34 kan heel goed worden verstaan als verklaring waarom Jezus al dood was. Ook de werkwoordsvorm die gebruikt wordt voor het steken met de speer (=aorist) laat in het Grieks hiervoor ruimte. Karakteristiek voor de aorist is dat het in zichzelf geen informatie geeft over de tijd van handeling. Vatten we Johannes 19:34 verklarend op, dan is de speerstoot niet iets wat ná de dood gebeurde, maar juist datgene wat tot Jezus' dood leidde. Deze interpretatie doet niet alleen meer recht aan de medische en logische bezwaren tegen de traditionele lezing, maar harmoniseert ook met de tekst van Matteüs 27:49 in de oudste manuscripten. De speerstoot was geen naspel bij een reeds gestorven lichaam, maar de fatale handeling die Jezus deed sterven — door verbloeding. Jezus als het geslachte Paaslam Deze lezing heeft bovendien een diepgaande typologische betekenis. Johannes zelf benadrukt: “Deze dingen zijn gebeurd opdat het Schriftwoord vervuld zou worden: ‘Geen bot van Hem zal gebroken worden.’” (Johannes 19:36) Het Pascha dat op 14 Nisan geslacht werd, mocht geen gebroken been hebben (Exodus 12:46). Jezus’ dood door verbloeding — zonder botbreuk — maakt Hem tot de letterlijke vervulling van dit voorschrift. Johannes getuigt met nadruk dat hij dit zélf heeft gezien, en onderstreept de betekenis ervan voor wie wil geloven. Dat Jezus dus “geslacht” is — in de meest letterlijke zin van het woord — sluit naadloos aan bij het Pascha-karakter dat Johannes verbindt aan het kruis. Het is niet slechts symboliek, maar een precieze vervulling! conclusie De alternatieve lezing van Johannes 19:34 is zowel grammaticaal verantwoord, tekstkritisch onderbouwd, logisch sluitend en typologisch vanzelfsprekend. Daarom verdient ze het om serieus te worden genomen. Niet als curiositeit, maar als geloofwaardige verklaring van wat zich aan het kruis voltrok. Wie Johannes wil begrijpen in het licht van het geheel van de Schrift — en met oog voor de vroege tekstgetuigen van het Nieuwe Testament — kan moeilijk om deze lezing heen. De speerstoot is dan geen naspel, maar de beslissende daad die Jezus' dood bezegelde — als het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt.

23-04-2025 Lees verder

beschaamd zullen staan…

In Jesaja 45 doet God een uitzonderlijke belofte. Hij belooft onder eedzwering en dat doet Hij zelden. Wanneer Hij dat bij uitzonderlijke gelegenheid doet, dan is dat volgens Hebreeën 6, om "des te nadrukkelijker" aan te geven dat "het onmogelijk is, dat God liegen zou" (:6:17,18). Jesaja 45 zegt: 23 Want Ik heb gezworen bij Mij zelf, waarheid is uit mijn mond uitgegaan, een woord dat niet zal worden herroepen: dat voor Mij elke knie zich zal buigen, dat bij Mij elke tong zal zweren. 24 Alleen bij JAHWEH, zal men van Mij zeggen, is gerechtigheid en sterkte, tot Hem zal men komen; en beschaamd zullen staan allen die tegen Hem in woede ontstoken zijn... onder dwang? Het is de apostel Paulus die in Romeinen 14:11 en Filippi 2:10 deze woorden aanhaalt en bevestigt. In Filippi 2 laat Paulus vooral uitkomen dat het een hartelijke erkenning betreft. Het woord dat hij voor "belijden" gebruikt (ex-omologeo), geeft aan dat het van binnenuit komt en niet onder dwang plaatsvindt. Het is dan ook geen lippendienst (buitenkant) maar een erkenning met de tong - wat staat voor de binnenkant. Men zal knielen en belijden "tot eer van God de Vader". maar of en? In veel vertalingen worden de woorden in Jes.45:24 "en beschaamd zullen staan..." weergegeven met "maar beschaamd zullen staan". Dat maakt nogal een verschil. Want wanneer we hier "maar" lezen, dan impliceert dit een groep die wordt onderscheiden van het voorgaande. De gedachte is dat weliswaar alle knie zal buigen en alle tong zal zweren, maar dat slechts een deel van hen zal zeggen "alleen bij JAHWEH is gerechtigheid en sterkte". Terwijl een ander deel daarentegen beschaamd zal staan. Door het woordje 'maar' suggereren de vertalers een tegenstelling die in de grondtekst ontbreekt. Het Hebreeuws leest hier het standaard 'voegwoord' (de letter 'wav') zoals in dezelfde zin wordt gesproken over "gerechtigheid en sterkte". Door hier niet "en" maar "maar" te vertalen, creëert men onnodig een tegenstelling. Terwijl de gedachte juist is: allen zullen JAHWEH erkennen en zij die ooit in woede waren ontstoken (lett. verhit waren) zullen daarbij beschaamd staan. verhit Een groot deel van de mensheid behoort tot degenen die 'verhit' zijn tegen God. Dat geldt ook voor 'atheïsten'. Geen intelligent wezen kan met droge ogen intelligent design ontkennen in de natuur. Dat er een Schepper is, is evident. Dat sommigen zich desondanks als 'atheïst' afficheren is gewoonlijk omdat men boos is op God en niet met Hem geassocieerd wil worden. Altijd weer met het beroemde motief: met zoveel kwaad in de wereld (pijn, verdriet, moeite, ziekte, dood, enz.) kan God onmogelijk goed zijn. En als uiting van die onvrede wenst men niet met Hem te rekenen. Achter religie gaat in de praktijk dezelfde vervreemding schuil. Men vertrouwt God niet en uit angst voor Hem probeert men Hem te pleasen. contrast In Jesaja 45 zweert GOD dat allen die 'verhit' zijn tegen Hem, ooit beschaamd zullen staan. Men had zich een oordeel over God aangemeten dat volstrekt voorbarig bleek. Men had niet gerekend dat GOD écht goed is en bij machte is het kwade ten goede te keren (Gen.50:20). In hetzelfde Jesaja 45 verklaart God tevens de Schepper van alles te zijn, ook van het kwade. Ik ben JAHWEH, en er is geen ander, 7 die het licht formeer en de duisternis schep, die vrede maakt en kwaad schept; Ik, JAHWEH doe dit alles. -Jesaja 45:7- GOD claimt de eer dat HIJ de Schepper is van licht en vrede, van duisternis en kwaad. Zoals elke creator dat doet, creëert ook GOD door middel van contrast. Hemel en aarde, licht en duisternis, zee en land, mannelijk en vrouwelijk, enz. Zo is het ook met goed en kwaad  (Gen.2:17). Kennis van goed is niet los verkrijgbaar. Alleen door kwaad wordt goed zichtbaar. Zonder vijandschap geen verzoening (Kol.1:20,21); Zonder zonde geen genade (Rom.5:20); Zonder strijd geen overwinning (Rom.8:37); Zonder dood geen levendmaking (1Kor.15:22). beschaamd Eenmaal zal de mensheid het schaamrood op de kaken hebben voor de kwade intenties die men GOD had toegedicht. Denk bijvoorbeeld aan de leer van de eindeloze hellestraf maar ook aan de leer van annihilatie (=de dood is het einde). Zulke leringen ontkennen dat GOD goed is en dat Hij nooit laat varen de werken van zijn handen. Men loochent dat Hij alles recht zal zetten en iedereen terecht zal brengen. Dat is Zijn rechtvaardigheid (=vaardig in het recht) en het oogmerk van al zijn gerichten! De aanwezigheid van het kwaad in de wereld is niet in strijd met Gods goedheid. Integendeel zelfs! Het kwaad is noodzakelijk voor GOD om zijn goedheid te bewijzen! En het bewijs dat GOD GOED is zal eens voor ieder mens afdoende zijn geleverd. Elke tong zal het onder ede erkennen!

30-03-2025 Lees verder

wanneer treden de twee getuigen op?

De twee getuigen waarvan Openbaring 11 spreekt, zullen optreden gedurende twaalfhonderd zestig dagen. In dit artikel zullen we aan de hand van deze passage zelf, bezien welke tijd dat is, wat daarin zal plaatsvinden en ook hoe die periode zal worden afgesloten. En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang. -Openbaring 11:3- Deze periode van twaalfhonderd zestig dagen wordt ook genoemd in Openbaring 12. Daar is sprake van "de vrouw" (=Israël) die een mannelijke zoon (= Christus, inclusief zijn lichaam) heeft gebaard. Pal nadat deze zoon is weggerukt tot Gods troon, vlucht de vrouw naar de woestijn. Daar is voor haar een onderduikadres gereserveerd. En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat zij haar daar twaalfhonderd zestig dagen zouden onderhouden. -Openbaring 12:6- De periode van twaalfhonderd zestig dagen wordt ook aangeduid als twee en veertig maanden. De termijn is dezelfde, alleen de rekeneenheid verschilt. De dag verwijst naar de zon terwijl de maand verwijst naar de maan. Als de periode in dagen wordt gerekenend, gaat het om Goddelijke activiteit. Wordt er daarentegen gerekend in maanden, dan verwijst dit naar "de vorst der duisternis", de maan die heerst over de nacht (Gen.1:16). Maar laat de hof, die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de natiën gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden, tweeënveertig maanden lang. -Openbaring 12:2- link met de zeventigste jaarweek? Gewoonlijk wordt de drie en half jaar in 'de Openbaring', in verband gebracht met de zeventigste jaarweek in Daniël 9. Deze jaarweek duurt zeven jaar en wordt verdeeld in twee gelijke helften, zodat er twee keer aaneensluitend sprake is van drie en half jaar. De meeste uitleggers plaatsen het optreden van de twee getuigen in de eerste helft van die jaarweek. Elders heb ik daarentegen beargumenteerd dat de zeventig jaarweken een aaneengesloten tijdperk is van precies vijfhonderd jaren. Zeventig keer zeven jaren plus tien jubeljaren. Deze periode is in het verleden vervuld. De laatste jaarweek begon bij Jezus' doop en drie en half jaar later stierf Hij, waarmee Hij officieel de offerdienst vervulde en ophief (Hebr.10:8,9). Daarna volgde een tweede drie en half jaar waarin de Heer als de Opgestane het nieuwe verbond bevestigde voor het volk en de heilige stad. Dit eindigde bij de steniging van Stefanus en daarop aansluitend de roeping van Paulus. "Gezicht en profeet werden verzegeld" (Dan.9:24), d.w.z. ontoegankelijk gemaakt voor Daniëls volk. Het moet duidelijk zijn dat als de zeventigste jaarweek in Daniël 9 reeds in het verleden is vervuld, die jaarweek in de uitleg van 'de Openbaring' dus geen rol kan spelen. Het boek 'de Openbaring' spreekt immers van toekomstige gebeurtenissen. Dat ook dan weer sprake zal zijn van een halve jaarweek, betekent niet dat het dus om dezelfde periode moet gaan als in Daniël 9. In heel de Bijbelse chronologie tot aan het Millennium aan toe, spelen jubeljaren een grote rol en daarmee ook het tellen van jaarweken. Een jubeljaar is immers het vijftigste jaar na zeven jaarweken. Is het ook niet ongerijmd om in 'de Openbaring' de twaalfhonderd zestig dagen de ene keer te betrekken op de eerste helft van de jaarweek en andere keer op de tweede helft van de jaarweek? Als het inderdaad zou gaan om twee verschillende perioden die echter een gelijke lengte hebben, zou Johannes dit hebben aangeduid met verschillende namen? Bijvoorbeeld door de eerste helft in dagen aan te duiden en de tweede helft met maanden. Dat hij dit niet doet, suggereert dat de twaalfhonderd zestig dagen in Openbaring 11:3 dezelfde periode betreft als die in Openbaring 12:6. Ook het navolgende maakt dit duidelijk. temidden van vijandschap, droogte, plagen De twee getuigen zullen optreden 'in het hol van de leeuw', temidden van een zeer vijandige omgeving. Maar ze blijken onaantastbaar. En indien iemand hun schade wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en indien iemand hun schade wil toebrengen, moet hij zo de dood vinden. -Openbaring 11:5- In de drie en half jaar van hun profeteren zal het niet regenen. Het is een herhaling van wat er ooit plaatsvond in de tijd van Elia die ook Goddelijke volmacht had om het niet te doen regenen in het land. Ook drie jaar en zes maanden (1Kon.17:1; Jak.5:17). Er zal dus niet alleen droogte en hongersnood zijn in het land (vergl. het derde zegel in Openb.6:5,6), maar het land zal ook gebukt gaan onder andere plagen (vergl. het vierde zegel in Openb. 6:7,8). Dezen hebben de macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt gedurende de dagen van hun profeteren; en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed te veranderen en om het land te slaan met elke plaag, zo dikwijls zij willen. -Openbaring 11:6- gedood, maar niet begraven Tegen het einde van twaalfhonderd zestig dagen zal het beest uit de afgrond (eindelijk) in staat zijn de twee getuigen te doden. Hun lijken zullen liggen op het plein van de grote stad, dat is het tempelplein in Jeruzalem. Ten aanschouwen van de hele wereld zullen hun lijken daar drie en een halve dag worden tentoongesteld. Tot hun groot vermaak zal de wereld eindelijk van deze gehate lastposten zijn bevrijd. 7 En wanneer zij hun getuigenis aan het volbrengen zijn, zal het beest, dat uit de afgrond opkomt, hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden. 8 En hun lijk zal liggen op het plein der grote stad, die geestelijk genaamd wordt Sodom en Egypte, alwaar ook hun Heer gekruisigd werd. 9 En uit de volken en stammen en talen en natien zijn er, die hun lijk zien, drie en een halve dag, en zij laten niet toe, dat hun lijken in een graf worden bijgezet. 10 En zij, die op de aarde wonen, zijn blijde en verheugd over hen en zullen elkander geschenken zenden, omdat deze twee profeten hen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden. -Openbaring 11- opgestaan en opgevaren in de wolk De vreugde over de twee omgebrachte getuigen zal niet alleen groot zijn, maar ook van zeer korte duur. Want na de drie en een halve dag zullen zij tot grote ontsteltenis van allen, opstaan. Ze zullen bovendien ook opvaren ten hemel "in de wolk". 11 En na die drie en een halve dag voer een levensgeest uit God in hen, en zij gingen op hun voeten staan en grote vrees viel op allen, die hen aanschouwden. 12 En zij hoorden een luide stem uit de hemel tot hen zeggen: Klimt hierheen op! En zij klommen naar de hemel op in de wolk, en hun vijanden aanschouwden hen. -Openbaring 11- een grote aardbeving Het moment waarop de twee getuigen opstaan en opklimmen in de wolk, valt samen met het ogenblik dat de Ben Adam zal verschijnen in wolken op de Olijfberg (Luc.21:27; Zach.14:4). Daar, pal ten oosten van het tempelplein zullen de twee getuigen zich voegen bij Hem die daar verschijnt, samen met de zijnen. Op dat moment zal een grote aardbeving plaatsvinden en de Olijfberg zal middendoor splijten en een tiende deel van de stad zal instorten. En te dien ure kwam er een grote aardbeving en een tiende deel der stad stortte in, en zevenduizend namen van mensen werden door de aardbeving gedood... -Openbaring 11:13- de overlevenden in Jeruzalem geven God de eer Dat de wolk waarin de twee getuigen opklimmen inderdaad verband houdt met de komst van de Messias op de Olijfberg, blijkt niet alleen uit de grote aardbeving die de stad zal treffen. Het volgt ook uit het feit dat overlevenden in de stad met veel ontzag de God van de hemel eer zullen geven. Dit beschrijft overduidelijk niet het begin van "de grote verdrukking". Want bij die gelegenheid zal een gruwel worden geplaatst als begin van een goddeloze cultus. Aan het einde daarentegen van "de grote verdrukking" zullen de overgebleven inwoners van de stad de ene God erkennen (zie ook Mat.24:29-31). Precies zoals we lezen wanneer de twee getuigen zijn opgestaan en opgevaren. ... en zevenduizend personen werden door de aardbeving gedood, en de overigen werden zeer bevreesd en gaven de God des hemels eer. -Openbaring 11:13-

08-03-2025 Lees verder

Recente Toespraken
Prikbord

Binnenkort hopen we met elkaar weer het GoedBericht-weekend te beleven. Tijdens de pauzes wordt iets lekkers bij de koffie of thee (koek of cake o.i.d.) altijd zeer op prijs gesteld. Uit ervaring weten we dat deelnemers of gasten dikwijls spontaan iets meebrengen. Top natuurlijk, maar het is voor de organisatie handig om van te voren enig zicht te hebben op wie wat wanneer meebrengt. Zou je daarvoor dit formuliertje even willen invullen? Bij voorbaat dank!


Bijbelvers

Kolosse 2:16 – Laat niemand jullie oordelen

Laat dan niemand jullie oordelen, inzake eten en drinken, of op het stuk van een feest, nieuwe maan of sabbatten…

Dat Christus in zijn opstanding openlijk triomfeerde over de overheden en machten, draagt een belangrijke consequentie in zich. Het betekent dat Hij — inclusief zijn lichaam, de ekklesia — principieel niet langer onderworpen is aan zulke instanties. Christus’ positie is daar immers ver boven verheven (Ef. 1:21). Zolang dit wereldtijdperk echter nog voortduurt en Christus de heerschappij niet opeist, zien we daar nog niets van (Hebr. 2:8). Niettemin is dit geestelijk wel de realiteit. En daarover gaat bovenstaand vers.

Onze verbondenheid met Christus als Hoofd plaatst ons in de vrijheid. Vandaar dat er in de ekklesia geen plaats is voor het elkaar beoordelen op basis van religieuze vormen, riten en hoogtijden. De natiën waren sowieso nooit aan dergelijke bepalingen onderworpen — de wet was immers via Mozes aan Israël gegeven. Paulus leert echter dat ook Joden vrij zijn. Niet dat hij aan de Joden predikte dat ze afstand moesten nemen van de gebruiken van Mozes (Hand. 21:21), maar wel dat ze aan die gebruiken niet langer onderworpen zijn. Vandaar dat hij hier schrijft: laat niemand jullie oordelen in deze zaken. Of iemand nu Joods of ‘heidens’ leeft, dat speelt geen rol. In Christus zijn wij een nieuwe schepping!

Delen: