GoedBericht.nl logo
English Blog

GoedBericht.nl wijst op de ene GOD die alles beschikt en bij wie nooit iets mis gaat. Zij wijst op Jezus Christus als Redder der wereld. Jazeker, van alle mensen! Omdat GOD nooit laat varen de werken van zijn handen.


Uitgangspunt is de Bijbelse boodschap zoals Paulus deze als “apostel en leermeester van de natiën” heeft mogen bekendmaken. GoedBericht wil uitsluitend wijzen op wat “er staat geschreven”. Want “de Schrift” bewijst én verklaart zichzelf.

 

De levende GOD is een Redder van ALLE mensen, speciaal van gelovigen!

1 Timotheus 4:10

Prikbord

donderdag 3 april
Nunspeet (20.00 uur)
thema: er is geschreven (7)
het vleesgeworden & geschreven Woord

Recente Artikelen

beschaamd zullen staan…

In Jesaja 45 doet God een uitzonderlijke belofte. Hij belooft onder eedzwering en dat doet Hij zelden. Wanneer Hij dat bij uitzonderlijke gelegenheid doet, dan is dat volgens Hebreeën 6, om "des te nadrukkelijker" aan te geven dat "het onmogelijk is, dat God liegen zou" (:6:17,18). Jesaja 45 zegt: 23 Want Ik heb gezworen bij Mij zelf, waarheid is uit mijn mond uitgegaan, een woord dat niet zal worden herroepen: dat voor Mij elke knie zich zal buigen, dat bij Mij elke tong zal zweren. 24 Alleen bij JAHWEH, zal men van Mij zeggen, is gerechtigheid en sterkte, tot Hem zal men komen; en beschaamd zullen staan allen die tegen Hem in woede ontstoken zijn... onder dwang? Het is de apostel Paulus die in Romeinen 14:11 en Filippi 2:10 deze woorden aanhaalt en bevestigt. In Filippi 2 laat Paulus vooral uitkomen dat het een hartelijke erkenning betreft. Het woord dat hij voor "belijden" gebruikt (ex-omologeo), geeft aan dat het van binnenuit komt en niet onder dwang plaatsvindt. Het is dan ook geen lippendienst (buitenkant) maar een erkenning met de tong - wat staat voor de binnenkant. Men zal knielen en belijden "tot eer van God de Vader". maar of en? In veel vertalingen worden de woorden in Jes.45:24 "en beschaamd zullen staan..." weergegeven met "maar beschaamd zullen staan". Dat maakt nogal een verschil. Want wanneer we hier "maar" lezen, dan impliceert dit een groep die wordt onderscheiden van het voorgaande. De gedachte is dat weliswaar alle knie zal buigen en alle tong zal zweren, maar dat slechts een deel van hen zal zeggen "alleen bij JAHWEH is gerechtigheid en sterkte". Terwijl een ander deel daarentegen beschaamd zal staan. Door het woordje 'maar' suggereren de vertalers een tegenstelling die in de grondtekst ontbreekt. Het Hebreeuws leest hier het standaard 'voegwoord' (de letter 'wav') zoals in dezelfde zin wordt gesproken over "gerechtigheid en sterkte". Door hier niet "en" maar "maar" te vertalen, creëert men onnodig een tegenstelling. Terwijl de gedachte juist is: allen zullen JAHWEH erkennen en zij die ooit in woede waren ontstoken (lett. verhit waren) zullen daarbij beschaamd staan. verhit Een groot deel van de mensheid behoort tot degenen die 'verhit' zijn tegen God. Dat geldt ook voor 'atheïsten'. Geen intelligent wezen kan met droge ogen intelligent design ontkennen in de natuur. Dat er een Schepper is, is evident. Dat sommigen zich desondanks als 'atheïst' afficheren is gewoonlijk omdat men boos is op God en niet met Hem geassocieerd wil worden. Altijd weer met het beroemde motief: met zoveel kwaad in de wereld (pijn, verdriet, moeite, ziekte, dood, enz.) kan God onmogelijk goed zijn. En als uiting van die onvrede wenst men niet met Hem te rekenen. Achter religie gaat in de praktijk dezelfde vervreemding schuil. Men vertrouwt God niet en uit angst voor Hem probeert men Hem te pleasen. contrast In Jesaja 45 zweert GOD dat allen die 'verhit' zijn tegen Hem, ooit beschaamd zullen staan. Men had zich een oordeel over God aangemeten dat volstrekt voorbarig bleek. Men had niet gerekend dat GOD écht goed is en bij machte is het kwade ten goede te keren (Gen.50:20). In hetzelfde Jesaja 45 verklaart God tevens de Schepper van alles te zijn, ook van het kwade. Ik ben JAHWEH, en er is geen ander, 7 die het licht formeer en de duisternis schep, die vrede maakt en kwaad schept; Ik, JAHWEH doe dit alles. -Jesaja 45:7- GOD claimt de eer dat HIJ de Schepper is van licht en vrede, van duisternis en kwaad. Zoals elke creator dat doet, creëert ook GOD door middel van contrast. Hemel en aarde, licht en duisternis, zee en land, mannelijk en vrouwelijk, enz. Zo is het ook met goed en kwaad  (Gen.2:17). Kennis van goed is niet los verkrijgbaar. Alleen door kwaad wordt goed zichtbaar. Zonder vijandschap geen verzoening (Kol.1:20,21); Zonder zonde geen genade (Rom.5:20); Zonder strijd geen overwinning (Rom.8:37); Zonder dood geen levendmaking (1Kor.15:22). beschaamd Eenmaal zal de mensheid het schaamrood op de kaken hebben voor de kwade intenties die men GOD had toegedicht. Denk bijvoorbeeld aan de leer van de eindeloze hellestraf maar ook aan de leer van annihilatie (=de dood is het einde). Zulke leringen ontkennen dat GOD goed is en dat Hij nooit laat varen de werken van zijn handen. Men loochent dat Hij alles recht zal zetten en iedereen terecht zal brengen. Dat is Zijn rechtvaardigheid (=vaardig in het recht) en het oogmerk van al zijn gerichten! De aanwezigheid van het kwaad in de wereld is niet in strijd met Gods goedheid. Integendeel zelfs! Het kwaad is noodzakelijk voor GOD om zijn goedheid te bewijzen! En het bewijs dat GOD GOED is zal eens voor ieder mens afdoende zijn geleverd. Elke tong zal het onder ede erkennen!

30-03-2025 Lees verder

wanneer treden de twee getuigen op?

De twee getuigen waarvan Openbaring 11 spreekt, zullen optreden gedurende twaalfhonderd zestig dagen. In dit artikel zullen we aan de hand van deze passage zelf, bezien welke tijd dat is, wat daarin zal plaatsvinden en ook hoe die periode zal worden afgesloten. En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang. -Openbaring 11:3- Deze periode van twaalfhonderd zestig dagen wordt ook genoemd in Openbaring 12. Daar is sprake van "de vrouw" (=Israël) die een mannelijke zoon (= Christus, inclusief zijn lichaam) heeft gebaard. Pal nadat deze zoon is weggerukt tot Gods troon, vlucht de vrouw naar de woestijn. Daar is voor haar een onderduikadres gereserveerd. En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat zij haar daar twaalfhonderd zestig dagen zouden onderhouden. -Openbaring 12:6- De periode van twaalfhonderd zestig dagen wordt ook aangeduid als twee en veertig maanden. De termijn is dezelfde, alleen de rekeneenheid verschilt. De dag verwijst naar de zon terwijl de maand verwijst naar de maan. Als de periode in dagen wordt gerekenend, gaat het om Goddelijke activiteit. Wordt er daarentegen gerekend in maanden, dan verwijst dit naar "de vorst der duisternis", de maan die heerst over de nacht (Gen.1:16). Maar laat de hof, die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de natiën gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden, tweeënveertig maanden lang. -Openbaring 12:2- link met de zeventigste jaarweek? Gewoonlijk wordt de drie en half jaar in 'de Openbaring', in verband gebracht met de zeventigste jaarweek in Daniël 9. Deze jaarweek duurt zeven jaar en wordt verdeeld in twee gelijke helften, zodat er twee keer aaneensluitend sprake is van drie en half jaar. De meeste uitleggers plaatsen het optreden van de twee getuigen in de eerste helft van die jaarweek. Elders heb ik daarentegen beargumenteerd dat de zeventig jaarweken een aaneengesloten tijdperk is van precies vijfhonderd jaren. Zeventig keer zeven jaren plus tien jubeljaren. Deze periode is in het verleden vervuld. De laatste jaarweek begon bij Jezus' doop en drie en half jaar later stierf Hij, waarmee Hij officieel de offerdienst vervulde en ophief (Hebr.10:8,9). Daarna volgde een tweede drie en half jaar waarin de Heer als de Opgestane het nieuwe verbond bevestigde voor het volk en de heilige stad. Dit eindigde bij de steniging van Stefanus en daarop aansluitend de roeping van Paulus. "Gezicht en profeet werden verzegeld" (Dan.9:24), d.w.z. ontoegankelijk gemaakt voor Daniëls volk. Het moet duidelijk zijn dat als de zeventigste jaarweek in Daniël 9 reeds in het verleden is vervuld, die jaarweek in de uitleg van 'de Openbaring' dus geen rol kan spelen. Het boek 'de Openbaring' spreekt immers van toekomstige gebeurtenissen. Dat ook dan weer sprake zal zijn van een halve jaarweek, betekent niet dat het dus om dezelfde periode moet gaan als in Daniël 9. In heel de Bijbelse chronologie tot aan het Millennium aan toe, spelen jubeljaren een grote rol en daarmee ook het tellen van jaarweken. Een jubeljaar is immers het vijftigste jaar na zeven jaarweken. Is het ook niet ongerijmd om in 'de Openbaring' de twaalfhonderd zestig dagen de ene keer te betrekken op de eerste helft van de jaarweek en andere keer op de tweede helft van de jaarweek? Als het inderdaad zou gaan om twee verschillende perioden die echter een gelijke lengte hebben, zou Johannes dit hebben aangeduid met verschillende namen? Bijvoorbeeld door de eerste helft in dagen aan te duiden en de tweede helft met maanden. Dat hij dit niet doet, suggereert dat de twaalfhonderd zestig dagen in Openbaring 11:3 dezelfde periode betreft als die in Openbaring 12:6. Ook het navolgende maakt dit duidelijk. temidden van vijandschap, droogte, plagen De twee getuigen zullen optreden 'in het hol van de leeuw', temidden van een zeer vijandige omgeving. Maar ze blijken onaantastbaar. En indien iemand hun schade wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en indien iemand hun schade wil toebrengen, moet hij zo de dood vinden. -Openbaring 11:5- In de drie en half jaar van hun profeteren zal het niet regenen. Het is een herhaling van wat er ooit plaatsvond in de tijd van Elia die ook Goddelijke volmacht had om het niet te doen regenen in het land. Ook drie jaar en zes maanden (1Kon.17:1; Jak.5:17). Er zal dus niet alleen droogte en hongersnood zijn in het land (vergl. het derde zegel in Openb.6:5,6), maar het land zal ook gebukt gaan onder andere plagen (vergl. het vierde zegel in Openb. 6:7,8). Dezen hebben de macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt gedurende de dagen van hun profeteren; en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed te veranderen en om het land te slaan met elke plaag, zo dikwijls zij willen. -Openbaring 11:6- gedood, maar niet begraven Tegen het einde van twaalfhonderd zestig dagen zal het beest uit de afgrond (eindelijk) in staat zijn de twee getuigen te doden. Hun lijken zullen liggen op het plein van de grote stad, dat is het tempelplein in Jeruzalem. Ten aanschouwen van de hele wereld zullen hun lijken daar drie en een halve dag worden tentoongesteld. Tot hun groot vermaak zal de wereld eindelijk van deze gehate lastposten zijn bevrijd. 7 En wanneer zij hun getuigenis aan het volbrengen zijn, zal het beest, dat uit de afgrond opkomt, hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden. 8 En hun lijk zal liggen op het plein der grote stad, die geestelijk genaamd wordt Sodom en Egypte, alwaar ook hun Heer gekruisigd werd. 9 En uit de volken en stammen en talen en natien zijn er, die hun lijk zien, drie en een halve dag, en zij laten niet toe, dat hun lijken in een graf worden bijgezet. 10 En zij, die op de aarde wonen, zijn blijde en verheugd over hen en zullen elkander geschenken zenden, omdat deze twee profeten hen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden. -Openbaring 11- opgestaan en opgevaren in de wolk De vreugde over de twee omgebrachte getuigen zal niet alleen groot zijn, maar ook van zeer korte duur. Want na de drie en een halve dag zullen zij tot grote ontsteltenis van allen, opstaan. Ze zullen bovendien ook opvaren ten hemel "in de wolk". 11 En na die drie en een halve dag voer een levensgeest uit God in hen, en zij gingen op hun voeten staan en grote vrees viel op allen, die hen aanschouwden. 12 En zij hoorden een luide stem uit de hemel tot hen zeggen: Klimt hierheen op! En zij klommen naar de hemel op in de wolk, en hun vijanden aanschouwden hen. -Openbaring 11- een grote aardbeving Het moment waarop de twee getuigen opstaan en opklimmen in de wolk, valt samen met het ogenblik dat de Ben Adam zal verschijnen in wolken op de Olijfberg (Luc.21:27; Zach.14:4). Daar, pal ten oosten van het tempelplein zullen de twee getuigen zich voegen bij Hem die daar verschijnt, samen met de zijnen. Op dat moment zal een grote aardbeving plaatsvinden en de Olijfberg zal middendoor splijten en een tiende deel van de stad zal instorten. En te dien ure kwam er een grote aardbeving en een tiende deel der stad stortte in, en zevenduizend namen van mensen werden door de aardbeving gedood... -Openbaring 11:13- de overlevenden in Jeruzalem geven God de eer Dat de wolk waarin de twee getuigen opklimmen inderdaad verband houdt met de komst van de Messias op de Olijfberg, blijkt niet alleen uit de grote aardbeving die de stad zal treffen. Het volgt ook uit het feit dat overlevenden in de stad met veel ontzag de God van de hemel eer zullen geven. Dit beschrijft overduidelijk niet het begin van "de grote verdrukking". Want bij die gelegenheid zal een gruwel worden geplaatst als begin van een goddeloze cultus. Aan het einde daarentegen van "de grote verdrukking" zullen de overgebleven inwoners van de stad de ene God erkennen (zie ook Mat.24:29-31). Precies zoals we lezen wanneer de twee getuigen zijn opgestaan en opgevaren. ... en zevenduizend personen werden door de aardbeving gedood, en de overigen werden zeer bevreesd en gaven de God des hemels eer. -Openbaring 11:13-

08-03-2025 Lees verder

Recente Toespraken
Prikbord

donderdag 3 april
Nunspeet (20.00 uur)
thema: er is geschreven (7)
het vleesgeworden & geschreven Woord

Bijbelvers

Romeinen 6:4 – in nieuwheid van leven wandelen

Wij werden dan met hem begraven door de doop, tot in de dood, opdat net zoals Christus vanuit de doden werd opgewekt door de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in nieuwheid van leven zouden wandelen.

In Christus geloven betekent bovenal ook: geloven in Christus te zijn. Christus stierf en werd opgewekt opdat heel de mensheid het leven zou ontvangen dat door hem aan het licht is gekomen. Hij is de eersteling wiens lot bepalend is voor de rest, zoals Paulus betoogde in het voorgaande gedeelte over Adam en Christus. De essentie hierin is dat Christus ons meeneemt in zijn dood en opstanding. Hij stierf voor ons, opdat wij met hem zouden sterven en opgewekt worden.

Christus’ begrafenis (= zijn doop in de dood) betekent het einde van “de oude mensheid”, die vergankelijk en zondig (=doelmissend) is. Toen Christus op de derde dag “vanuit de doden werd opgewekt” stond hij op “in nieuwheid van leven”. Zonde en dood had hij eens voor altijd achter zich gelaten. Hoe dwaas is daarom de gedachte dat we in de zonde zouden blijven?! Want Christus stierf juist om ons van de zonde te verlossen. Opdat we (in de tegenwoordige tijd al!) “in nieuwheid van leven zouden wandelen!”

Delen: