GoedBericht.nl logo
English Blog

de LXX & de Bijbelse chronologie

18-06-2020 - Geplaatst door Andre Piet

Op de GB-site zijn vele studies te beluisteren, te zien en te lezen over de Bijbelse chronologie. Daarin wordt een prachtige systematiek ontvouwd van exact vier millennia vanaf Adam tot aan de jaarweek van de Messias. Maar dat niet alleen, ook de wijze waarop deze vier millennia zijn opgebouwd vertonen een Goddelijke perfectie.

  1. vanaf Adam tot aan de geboorte van Abram (en tevens sterfjaar van Noach) = 2000 jaar
  2. vanaf de geboorte van Abram tot aan de uittocht uit Egypte = 500 jaar (70 + 430 jaar) > 2500 AH
  3. vanaf de uittocht uit Egypte tot aan de voltooiing van (tempel en paleis in) Jeruzalem = 500 jaar > 3000 AH
  4. vanaf de voltooiing van Jeruzalem tot aan de herbouw van Jeruzalem o.l.v. Kores = 500 jaar (430 + 70 jaar) > 3500 AH
  5. vanaf de herbouw van Jeruzalem tot aan de jaarweek van de Messias = 500 jaar > 4000 AH

louter Bijbelse gegevens

Deze tijdrekening gaat louter uit van Bijbelse gegevens, zonder steunpunten nodig te hebben in de buiten-bijbelse chronologie. Verder is het zo dat deze tijdrekening uitgaat van de Hebreeuwse (of Masoretische) tekst van het ‘Oude Testament’ en niet van de Griekse vertaling daarvan, de Septuaginta (voortaan: de LXX). Dat laatste zou men als het intrappen van een open deur kunnen beschouwen, aangezien ons ‘Oude Testament’ nu eenmaal uitgaat van de Hebreeuwse grondtekst en uiteraard niet van een vertaling daarvan.

de chronologie van de Septuagint

Maar niet voor iedereen is daarmee de kous af. Zij wijzen er op dat er goede argumenten zijn die pleiten voor de jaartallen van de LXX boven die van de Hebreeuwse tekst. Dat maakt een groot verschil want voor de tijd tussen Adam en Abram rekent de LXX maar liefst ongeveer 1400 jaar meer dan de Hebreeuwse tekst. Dat verschil wordt voornamelijk veroorzaakt doordat in de LXX de verwekkingsleeftijden van de aartsvaders, vrijwel consequent 100 jaar hoger zijn dan die in de Hebreeuwse tekst, terwijl de resterende levensjaren (althans in hoofdstuk 5) juist honderd jaar lager liggen. Een voorbeeld ter illustratie. Volgens de Hebreeuwse tekst was Adam 130 jaar oud toen Seth werd geboren. Maar volgens de LXX was Adam bij die gelegenheid 230 jaar oud. Honderd jaar ouder dus. Volgens de Hebreeuwse tekst leefde Adam na de geboorte van Seth nog eens 800 jaar. Volgens de LXX echter nog 700 jaar. Zodat zowel volgens de Hebreeuwse tekst alsook volgens de Griekse vertaling Adam in totaal 930 jaar heeft geleefd. Maar niettemin maakt voor het opstellen van een tijdlijn een enorm verschil of we uitgaan van de Hebreeuwse tekst of van de Griekse vertaling. Dat komt omdat het juist de verwekkingsleeftijden zijn die de generaties aan elkaar koppelen. Deze verwekkingsleeftijden worden in de chronologie (op)geteld.

Wat zijn zoal de overwegingen om aan de chronologie van de LXX de voorkeur te geven boven die van de Hebreeuwse tekst? Ik noem de (vanuit Bijbels oogpunt) vier belangrijkste redenen:

  1. Wanneer in het ‘Nieuwe Testament’ het ‘Oude Testament’ wordt geciteerd, gebeurt dit altijd met aanhalingen uit de LXX. Dat betekent dat het ‘Nieuwe Testament’ aan de LXX autoriteit toekent;
  2. In Lucas 2:36 wordt gerefereerd aan de LXX door Kainan als vader van Selach te noemen, terwijl volgens de Hebreeuwse tekst Arpachsad de vader was van Selach;
  3. De aartsvaders na de zondvloed kunnen bezwaarlijk tijdgenoten van Abram zijn geweest;
  4. Het boek Genesis impliceert een veel grotere wereldbevolking in Abrams dagen dan die mogelijk is wanneer we uitgaan van de vier eeuwen in de Hebreeuwse tekst.

Laten we eens nagaan in hoeverre deze bezwaren hout snijden.

de Septuagint en ons ‘Nieuwe Testament’

Ons ‘Nieuwe Testament’ is geschreven in het Koinè-Grieks, de wereldtaal in die dagen. Reeds enkele eeuwen vóór onze jaartelling had men in het Egyptische Alexandrië het initiatief opgevat te komen tot een Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel. Vooral om de vele Joden in de Verstrooiing die weinig of geen Hebreeuws kenden, vertrouwd te maken met “de Schriften”. Ze werd tot stand gebracht door zeventig rabbijnen en vandaar in Latijnse letters aangeduid als de LXX.  Buiten het Joodse land werd deze Griekse vertaling zeer wijdverbreid en het spreekt dan ook voor zich dat toen in de eerste eeuw het Evangelie buiten Israëls landsgrenzen terecht kwam, de Griekse vertaling van de Tenach daarbij van grote betekenis bleek. Dit ondanks het feit dat de LXX slechts een vertaling was en niet kon tippen aan het origineel. Maar de LXX was nu eenmaal de gangbare vertaling en men had te roeien met de riemen die voor handen waren. Logisch dat de schrijvers van het ‘Nieuwe Testament’ hun citaten ontleenden aan de LXX; wat moest men anders doen? Citeren vanuit het Hebreeuws, een taal die hun lezers niet kenden? Hoe reëel is dat? Dat doen we wij vandaag toch ook niet wanneer we uit de Bijbel citeren? We refereren bij gelegenheid aan het origineel maar in de communicatie moeten we ons ‘behelpen’ met vertalingen.

De citaten in het ‘Nieuwe Testament’ vanuit het ‘Oude Testament’, zijn stuk voor stuk ontleend aan de LXX. Gaan we ervan uit dat ook het ‘Nieuwe testament’ van Godswege is geïnspireerd (2Tim.3:16), dan betekent dit dat ook deze citaten uit de LXX, Goddelijke zeggingskracht hebben. Maar uit dat gegeven volgt niet automatisch dat de LXX daarom als geheel boven het Hebreeuws origineel zou staan. Evenmin als wanneer Paulus op de Areopagus met instemming heidense filosofen aanhaalt, hij daarmee alles wat zij hebben gezegd en geschreven zou autoriseren.

Kainan

Vanuit dat perspectief kunnen we ook Lucas 3:36 verstaan. In dit geslachtsregister wordt Selach opgevoerd als “van Kainan”. De naam Kainan is ontleend aan de LXX. De Hebreeuwse tekst noemt hem niet maar zegt dat Selach is verwekt door Arpachsad (Gen.10:24; 11:12). Maakt de vermelding van Kainan door Lucas, de Hebreeuwse tekst onbetrouwbaar? Of is het omgekeerd en is de tekst in Lucas corrupt? Maar waarom zouden we moeten kiezen? Waarom zouden we de mededeling van Lucas niet als aanvullende informatie kunnen opvatten, die er op neerkomt dat Selach twee vaders had: Arpachsad en Kainan. Met als voor de hand liggende optie dat of Kainan of Arpachsad Selachs stiefvader was. Hoe dat ook zij, de vermelding van Kainan door Lucas autoriseert de LXX op dit punt, maar dit maakt de Hebreeuwse tekst daarmee niet ongeldig.

was Sem een tijdgenoot van Abraham?

Het derde argument noemt het bezwaarlijk dat veel aartsvaders na de zondvloed (zoals bijvoorbeeld Sem en Rehu) nog tijdgenoten zouden zijn geweest van Abram. En inderdaad, in de Hebreeuwse tijdlijn stierf aartsvader Sem slechts enkele jaren voordat Abraham stierf (2175 AH). Een gedachte waaraan we wellicht moeten wennen, maar wat is er onmogelijk aan? Is het onaanvaardbaar omdat we in Jozua 24:2 en 14 lezen dat Abrahams vaderen aan de andere kant van de Rivier andere goden dienden en we ons moeilijk kunnen voorstellen dat Sem en Rehu daar ook bij hoorden? Maar punt één: wat doet ons gebrek aan voorstellingsvermogen er toe? En punt twee: de conclusie volgt ook niet uit de mededeling in Jozua 24. Jozua noemt Terah en Nahor als dienaars van afgoden bij name. Maar over Sem en Rehu heeft hij het niet.

de wereldbevolking in Abrahams dagen

Het laatste argument is misschien wel de interessantste van de vier. Abram werd geroepen toen hij 70 jaar oud was, dat was in het jaar 2070 AH. Volgens de chronologische gegevens van de Hebreeuwse tekst was dat slechts 418 jaar na de vloed (die eindigde in 1652 AH). Na de vloed werd de wereldbevolking gebouwd vanuit slechts acht zielen. Overigens, volgens de telling van de LXX zou Methusalem de zondvloed met enkele jaren hebben overleefd, wat uiteraard onmogelijk is… Enfin, ook wanneer we uitgaan van een zeer snelle bevolkingsaanwas zal de mensheid vierhonderd jaar na de vloed toch niet uit veel meer dan enkele miljoenen mensen hebben bestaan. De zeventig familiehoofden die Genesis 11 vermeldt, werden de stamvaders van de volkeren. Elk volk begon ooit als familie en breidde zich steeds meer uit. In Abrahams dagen was de volkerenwereld nog volop in wording (dat is ook wat de naam Genesis betekent). Moab, Ammon, Edom en Israël zouden allemaal nog moeten ontstaan. De steden waarvan sprake is, waren niet meer dan ommuurde nederzettingen. Als Lot bijvoorbeeld gevangen wordt genomen in een conflict met de koningen van het oosten dan mobiliseert Abram zijn strijdbare mannen en met 318 man blijkt hij in staat deze koningen te verslaan en zijn neef Lot te bevrijden (Gen.14)! Het wekt alles de indruk van een nog zeer kleinschalige wereldbevolking.

een concessie aan de Egyptische overlevering

Al deze overwegingen maken m.i. duidelijk dat we genoeg redenen hebben om uit te gaan van het Hebreeuwse origineel in plaats van de Griekse vertaling daarvan. Het heeft er alle schijn van dat de vertalers van de LXX in Alexandrië, met opzet en systematisch de verwekkingsleeftijden in Genesis 5 en 11 hebben verhoogd. Deze procedure was een concessie aan de Egyptische overleveringen van koningslijsten om de Egyptische geschiedenis groter te maken en met vele eeuwen te verlengen. Tot op vandaag is ook onze kennis van de antieke geschiedenis van het Midden Oosten goeddeels gebaseerd op deze vervalste Egyptische chronologie. Onderkennen we dat niet, dan missen we de Goddelijke handtekening van perfectie die de Hebreeuwse tijdrekening kenmerkt. En dan ontgaat ons tevens het belangwekkende feit dat binnen twee decennia het zesde millennium overgaat in het zevende millennium… de zevende dag!

Delen: