charisma

Wij hebben nu gaven (Gr.charismata), onderscheiden naar de genade (Gr.charis) , die ons gegeven is…
Romeinen 12:6

Het woord charisma heeft in onze taal diverse betekenissen. Een politicus met charisma is iemand met een sterke ‘uitstraling’ en aantrekkingskracht op mensen. In het christelijk jargon wordt het vooral gekoppeld aan wondertekenen en vandaar dat men spreekt van de charismatische beweging. In beide gevallen wordt de Bijbelse betekenis van charisma slechts zijdelings geraakt.

Het Griekse woord charisma is afgeleid van ‘charis’ en dat betekent ‘genade’ in de zin van ‘vreugde. In de Griekse taal waarin het ‘Nieuwe Testament’ is geschreven, werd het woord ‘charis’ b.v gebruikt voor de schone kunsten die geacht worden een mens te verblijden. Vandaar dat ‘charis’ wordt gedefiniëerd als: dat wat vreugde brengt. Met de uitgang -ma heeft charisma de elementaire betekenis van: vreugde-effect (zie de Concordant Version: JOY-effect)

Paulus betoogt in Romeinen 12 en 1Korinthe 12 dat alle leden (een anagram van delen) van een lichaam onderscheiden functies hebben. Zo zijn er ook binnen de ekklesia verschillende charismata (=meervoud van charisma).  De genade die God geeft, heeft bij de één een andere uitwerking dan bij de ander. Dat komt omdat we allen verschillend zijn qua aanleg en capaciteiten. Zoals een koffiezetapparaat dat wordt aangesloten op het stopcontact wat anders doet dan wanneer een radio, een stofzuiger of een computer daarop wordt aangesloten.
Charisma is de capaciteit die getriggerd wordt, wanneer Gods vreugde in iemand werkt. De één geeft onderwijs. De ander lenigt in nood. Een ander is bekwaam om leiding te geven. Weer een ander zet zich in om te helpen. Enzovoort. Ook genezingen worden charismata genoemd (1Kor.12:28,30): helende genade. Maar dat is weer een onderwerp apart.

Delen: