open brief n.a.v. ‘Redder van ongelovigen?’
02-04-2022 - Geplaatst door Andre PietEen paar dagen terug schreef ik een blog n.a.v. van een predikatie zondag j.l. in Rotterdam EH. Er ontspon zich een online gesprek hierover met de spreker (Ed van Brummen) die ik niet alleen goed ken maar ook zeer waardeer. Dat ik de moeite neem om zijn predikatie publiek te bespreken is een uiting van die waardering omdat ik uit ervaring weet dat hij nooit zomaar iets zegt en ik zijn opinies altijd zeer op prijs stel. Ik heb hem uitgenodigd een inhoudelijke reactie te schrijven waarbij ik beloofde deze integraal op de GB-site te plaatsen. Dat doe ik bij deze met tussendoor enkele aantekeningen van mijn kant (rood). De conclusie is geheel aan de lezer.
Dag André,
Graag wil ik reageren op jouw commentaar naar aanleiding van mijn predicatie.
Ik besef inmiddels wel dat 30 minuten spreektijd veel te weinig was voor zo’n uitgebreid en breed onderwerp.
Daardoor kon ik veel onderwerpen slechts vaag benoemen en er niet dieper op ingaan, wat eigenlijk wel had gemoeten, zeker in verband met het belang van het onderwerp: Redder, in het bijzonder van de gelovigen.Jij zegt: het is een contradictio in terminis te beweren dat God de Redder is van alle mensen, maar niet van de ongelovigen.
Maar naar mijn mening is dit laatste volkomen bijbels, alleen begrijp ik wel dat je het van twee kanten kunt benaderen.
Het is m.i. precies omgekeerd. Het eerste (“God is de Redder van alle mensen”) is volkomen Bijbels, want een rechtstreeks citaat. Het tweede daarentegen (“niet de Redder van de ongelovigen”) is een conclusie, berustend op een misverstand (zie onder).
Zolang de eonen lopen worden de ongelovigen niet gered, tenzij zij tot geloof komen.
Aan het eind van de eonen zullen de ongelovigen gered worden: alleen zijn het dan geen ongelovigen meer. Zij zullen hun knieën buigen en Jezus belijden als Heer. Dat is toch alleen het resultaat van iemand die tot geloof is gekomen!
Alleen “door geloof” wordt een mens gered. Dat staat niet ter discussie. Maar zoals betoogd in de blog: dat God de Redder is van alle mensen is, betekent niet dat alle mensen gered zijn, maar dat God alle mensen redt.
Nu was het mijn teaser om de aandacht van mensen te trekken, door dit op FB te zetten. Had ik geweten dat dit absoluut verkeerd begrepen zou worden, had ik het niet gedaan. God is de Redder van ongelovigen kun je alleen hard maken met het oog op het einde van Gods wegen, wanneer zij niet langer ongelovigen zijn.
Jij beweert dat ik gezegd zou hebben: God wordt uiteindelijk de Redder van alle mensen, maar is dat NU niet!
Dat lijkt mij nogal evident: Hij is gedurende de eonen de Redder van de gelovigen.
Waarmee je m.i. slechts bevestigt dat volgens jou, God inderdaad NU niet de Redder is van alle mensen.
De ongelovigen worden niet gered, maar gaan verloren. Zo gaat de ongelovige Jood het Koninkrijk der hemelen niet binnen. Ook maak je mij verdacht door te stellen: ‘dat loochening van alverzoening voor mij geen probleem zou zijn’. Ik heb geen idee hoe je daar aan komt!
Ik citeer (minuut ‘27,28):
“Ik ken een man die in de alverzoening geloofde en verkering kreeg met een kerkelijke vrouw. Daar is op zich natuurlijk niks mis mee (…) Het enige dat hij verschrikkelijk vond, is dat zij niet in de alverzoening geloofde. Maar dat was niet het probleem.”.
Je schrijft: Het is een ontkenning van het Evangelie en ongeloof optima forma.
Dat is een conclusie die ik zelf niet heb getrokken. Ik zou dolgraag willen dat ALLE gelovigen de goede boodschap van het evangelie zouden geloven en omarmen: dat God de Redder is van alle mensen.
Paulus definieëert een gelovige in 1Timothëus 4:9-11 als iemand die “het geloofwaardige woord” gelooft, nl. dat God de Redder is van alle mensen.
Jij beweert dat ik een vraagteken zet bij het feit dat God alle mensen onvoorwaardelijk liefheeft.
Ook dat heb ik niet beweerd, ik heb verwezen naar vragen die mij gesteld werden. Deze vragen heb ik verder onbeantwoord gelaten.
Klopt, maar door de vraag onbeantwoord te laten, blijft het vraagteken staan.
En inderdaad ‘GEDURENDE DE LOOP VAN DE EONEN’ komt Gods onvoorwaardelijke liefde niet altijd bij iedereen naar voren.
Jezus zegt tegen de huichelaars: Adderengebroed, witgekalkte graven. Hij wijst hen op dat moment niet op de onvoorwaardelijke liefde van God van alle mensen!
Betekent dat een ontkenning van Gods liefde? Is de essentie van ‘agapé-liefde’ niet, dat ze onvoorwaardelijk is en elk schepsel geldt? “JAHWEH is voor allen goed en zijn barmhartigheid is over al zijn werken” (Ps.145:9). Daar hoort geen vraagteken achter, maar een serie vette uitroeptekens!!!
Ook denk ik aan: Jacob heb ik lief, maar Ezau heb ik gehaat. Ook dan denk je niet direct aan de onvoorwaardelijke liefde van God.
Het woord voor ‘gehaat’ betekent vanuit het Hebreeuws: op de tweede plaats zetten. God heeft ook Ezau lief en zal hem redden, rechtvaardigen, levendmaken en verzoenen. Een beter bewijs van Gods liefde voor Ezau is bestaat er m.i. niet.
En dat kan ook niet anders, want dat is de reden dat aan het eind van deze huidige eon Gods toorn over de wereld zal gaan en de wereld gezuiverd zal worden en klaargemaakt voor de komst van het Koninkrijk der hemelen.
De geliefden in déze tijd, de tijd waarin wij nu leven, zijn de gelovigen die IN CHRISTUS zijn, in de Geliefde.
Ik ken geen teksten die spreken over ongelovigen als ‘geliefden van God’.
In Romeinen 11:28 lezen we van het huidige Joodse volk dat ze naar het Evangelie vijanden zijn, maar GELIEFDEN om der vaderen wil. En het allerbekendste bijbelvers (Joh.3:16) leert ons: God heeft de wereld lief… en hoe!
Maar, uiteraard: God IS liefde, en ook zij zullen uiteindelijk geliefden genoemd worden, dankzij het verlossingswerk van Christus.
Daarnaast beweer jij ook dat, ondanks dat EH dit uitdraagt, ik OPENLIJK BETWIJFELDE dat God de Redder is van alle mensen! Naar aanleiding van mijn uitspraak: Houdt God wel van alle mensen?
Nogmaals, dit was de intro, waarin ik duidelijk heb gezegd dat dit vragen waren die op mij afkwamen. Uit het vervolg heb ik meerdere keren herhaald: God is de Redder van alle mensen.
Inderdaad bij herhaling heb je gezegd dat God de Redder is van alle mensen maar tegelijkertijd ook tegengesproken door te beweren dat God niet de Redder is van ongelovigen. Neem je daarmee niet met de ene hand weg, wat je met de andere hand hebt gegeven?
Nogmaals, ik geef zonder meer toe dat ik heel veel gezegd heb in 30 minuten; maar het is wel heel belangrijk dat je het in de juiste context laat staan.
Ik zei: “Dit soort vragen kreeg ik laatst van een broeder”.
En dat wij als gelovigen nú al door God geliefden zijn ‘in Christus’, is naar mijn mening niet helemaal hetzelfde als de liefde van God voor alle mensen.
Daar ben ik het helemaal mee eens!
Want is er sowieso een tekst die duidelijk aangeeft dat God ongelovigen tijdens het verloop van de boze eon ‘geliefden’ noemt?
Ik wees al op Romeinen 11:28, waar dat expliciet zo staat. En zelfs als dat vers zou ontbreken, dan nóg zouden we weten dat heel de wereld geliefd is aangezien Gods liefde onvoorwaardelijk is (want ‘agapé).
Ik houd van mijn kinderen, onvoorwaardelijk, maar ze zijn niet altijd ‘geliefden’!
Mijn kinderen zijn altijd geliefd, ook al doen ze niet altijd lief. Geliefd-zijn is passief, lief doen is actief. Dat zijn twee totaal verschillende zaken.
Maar daarom blijf mijn liefde als vader voor mijn kinderen onvoorwaardelijk. En zo besef ik dat God óók al van ons hield nog vóór wij geboren waren, en ook al van ons hield toen wij als niet-gelovigen nog vijanden waren. God is liefde, dus ook naar allen die ook nú nog vijanden zijn. Ik geef onmiddellijk toe dat dit niet echt naar voren kwam tijdens de predicatie.
Amen!
De teksten die betrekking hebben op de redding, verzoening van alle mensen, zijn nú al, vanaf Zijn sterven en opstanding een heerlijk feit. Alleen heeft dit gedurende de eonen nog geen uitwerking op degenen die dit niet geloven. Ik besef inmiddels ook dat ik het niet-gered zijn van de ongelovigen té zwaar heb benadrukt.
Ik heb geen moeite met zulke accenten. Ongelovigen zijn nog niet gered en verzoend. Punt. Ook dat moet worden verteld. Maar ga me niet vertellen dat God geen Redder is van ongelovigen, want dat is een ontkenning van het feit dat Hij de Redder is van alle mensen.
Er zijn vele gradaties en vele momenten van redding. Dit heb ik helaas te veel over één kam geschoren. Daar valt uiteraard veel meer over te zeggen. Dat ik dit (vanwege de tijd) moest laten liggen betreur ik.
Geen punt. Je kunt niet alles in een half uur zeggen.
En natuurlijk is de redding van ongelovige familie- of gezinsleden een grote troost. Dat had ik veel genuanceerder kunnen benadrukken. Maar nogmaals, mijn kernboodschap was: Het unieke van onze eigen redding, als gelovigen. En ik heb letterlijk gezegd:
“Door téveel nadruk te leggen op de redding van álle mensen, (wat niet in ónze tijd zal plaatsvinden, maar aan het eind van de eonen) verliezen we onze eigen unieke redding misschien wel eens uit het oog.
De redding van alle mensen vindt zeker niet plaats in deze tijd. Maar redding nu, vindt juist plaats d.m.v. de prediking van God als de Redder van alle mensen. Zij die deze God geloven, worden vandaag gered!
Paulus benadrukt: God is met de wereld verzoend, wordt nu zelf óók met God verzoend. Wordt je als gelovige bewust van je redding, en ga eruit leven.”
Het is niet het onderwerp van dit gesprek, maar ik lees nergens dat God met de wereld is verzoend. God is namelijk nooit een vijand geweest. God verzoent de wereld met Zich (2Kor.5:19).
Maar is God nú de Redder van ongelovigen. Feitelijk gezien: ja. Maar in de tijd gezien: nog niet.
Daarmee creëer je m.i. onnodig verwarring. God is de Redder van alle mensen want Hij redt alle mensen.
Bovendien is iedereen die tot geloof komt al geen ongelovige meer. En uiteindelijk zullen er, bij het opheffen van de Tweede dood, wanneer God alles in allen wordt, géén mensen tot leven zijn gewekt, die nog steeds ongelovig zijn.
Dat de waarheid van God als Redder van alle mensen NU niet actueel voor mij zou zijn en vandaag geen nadruk in de prediking zou mogen hebben, is een veel te haastige door jou zelf getrokken conclusie!
Maar je waarschuwt toch voor teveel nadruk daarop?
Jij legt mij ook woorden in de mond, wanneer jij beweert dat ik feitelijk de tekst uit 1 Tim.4 zou willen verdraaien naar:
“… de levende God ZAL de Redder zijn van alle mensen, maar IS dat UITSLUITEND van gelovigen.”
Daarmee, zo stel jij, sla ik de plank mis. Ik zou ontkennen dat God nú al de Redder van alle mensen is, en ik zou ook beweren dat God UITSLUITEND de Redder van gelovigen is. Ik herken mijzelf niet in deze (sorry) nogal botte conclusies. Ik ontken ABSOLUUT niet dat God de Redder IS van alle mensen. Ik beweer alleen dat dit in de tijd gezien nog geen FEIT is voor alle mensen. Dat is een heel andere benadering.
En ook nu beweer jij dat ik zou leren dat deze boodschap niet aan iedereen verteld zou moeten worden, en ik daardoor het evangelie ‘onschadelijk’ maak.
Nogmaals, ik heb dit nergens beweerd.
In ’17 zeg je:
“Paulus schrijft over God als de Redder van alle mensen. Maar hij richt zijn schrijven niet aan ongelovigen. Eigenlijk ook logisch, want mensen die God niet kennen, zijn daarbij ook helemaal niet bij gebaat. Mensen die God niet kennen, hebben redding nodig om de duisternis te verlaten. En verlicht te worden door Gods openbaring. En hun Redder, Christus Jezus te leren kennen. Nee, niet een voldongen feit dat God hen eens zal redden. Paulus schrijft dus aan degenen die al gered zijn en daardoor al Gods oneindige liefde in Christus al hebben leren kennen. En daarmee ook zijn plan met de hele schepping gaan leren begrijpen”.
Waarmee je dus suggereert/ betoogt dat de boodschap van God als de Redder van alle mensen slechts bestemd zou zijn voor gelovigen.
Ik heb het wel in een heel andere context toegepast! Namelijk dat een ongelovige niet direct aangeraakt zal worden door de boodschap dat God de Redder is van alle mensen. Dat zegt een ongelovige niet veel.
Volstrekt mee oneens. Want geen boodschap is zó krachtig en overweldigend als de boodschap dat God je Redder is. Onvoorwaardelijk. En dat Hij op zijn tijd gegarandeerd iedereen gaat redden. Zelfs als mensen het als verzinsel afwijzen, kunnen ze niet ontkennen dat (als het waar zou zijn) het echt een goed bericht is. De enige mensen die er boos om worden (de echte ongelovigen dus) zijn degenen die menen dat er een voorwaarde aan verbonden is. Dat heet religie.
En inderdaad, ik leg de nadruk op het 2e gedeelte van 1 Tim.4:10. Omdat al de brieven van Paulus aan gelovigen gericht zijn, en niet aan ongelovigen, die er ook geen boodschap aan hebben. Daarmee is de boodschap van Paulus ‘God is de Redder van alle mensen’ niet minder waar, maar de NADRUK ligt op het tweede gedeelte: ALLERMEEST van de gelovigen. En de nadruk die Paulus in al zijn brieven legt als het om de gelovigen gaat, kun je toch moeilijk ontkennen.
Jij maakt ervan: …vooral degenen die geloven dat God de Redder is van alle mensen!
Vanaf vers 9 schrijft Paulus over “het geloofwaardig woord” dat “alle verwelkoming waardig is”. En waartoe hijzelf zwoegde en streed (of werd gesmaad) omdat hij zijn hoop heeft gevestigd op de levende God die de Redder is van alle mensen, allermeest van gelovigen”. In deze context zijn gelovigen zij die “het geloofwaardige woord” wel gelovig aannemen. Dat maak ik er niet van – zo heeft Paulus het opgetekend.
Maar daar gaat het helemaal niet om. De nadruk ligt op REDDING: van ALLE mensen … maar in het bijzonder, allermeest, speciaal, (met betrekking tot het nú; de tijd waarin we leven) de REDDING van gelovigen.
Het woord ‘allermeest’ bevestigt juist het feit dat de nadruk komt te liggen op het tweede gedeelte en niet terugverwijst naar het eerste gedeelte. Parallel voorbeelden met ditzelfde woord (melista):
Hand.20:38; 25:26; 26:3; Gal.6:10; 1 Tim.5:8; en 5:17; 2 Tim.4:13; Titus 1:10; 1 Petr.2:10.
In Hand.26:3 mag Paulus zich verantwoorden voor alle punten waarop hij door de Joden beschuldigd wordt, maar ALLERMEEST dat hij zich voor koning Agrippa mag verantwoorden, omdat koning Agrippa een kenner is van alle gewoonten en twistpunten bij de Joden. Het is duidelijk dat ‘allermeest’ niet terugwijst naar de verantwoording an sich, maar dat Paulus met name blij is dat het koning Agrippa betreft!
Gal.6:10
Laten wij dus, daar wij de gelegenheid hebben, doen wat goed is voor ALLEN, maar ALLERMEEST voor onze geloofsgenoten.
Ook hier ligt de nadruk bij Paulus niet op het eerste gedeelte, hoewel dit zeker niet onbelangrijk is, maar de nadruk ligt op het tweede gedeelte! Paulus schrijft dan ook heel veel over onze omgang met onze geloofsgenoten.1 Tim.5:17
De oudsten, die goede leidinggeven, komt dubbel eerbewijs toe, ALLERMEEST hun, die zich belasten met prediking en onderricht.
Ook hier ligt de nadruk op het tweede gedeelte, zonder het eerste gedeelte over de oudsten te verwaarlozen.2 Tim.4:13
Als gij komt, breng dan de mantel mee, … en ook de boeken, ALLERMEEST de perkamenten.
Een opdracht aan Timoteüs om VOORAL de perkamenten mee te nemen!Titus 1:10
Want velen willen van geen tucht weten: het zijn ijdele praters en misleiders, ALLERMEEST die uit de besnijdenis zijn.
Wij zouden zeggen: voor hen moet je helemaal oppassen!En zo ook 1 Tim.4:10
De levende God, die een Redder is van ALLE mensen, ALLERMEEST van de gelovigen.
Wanneer je bovenstaande teksten goed tot je door laat dringen, begrijp je ook de laatst aangehaalde tekst. En dat Paulus beschimpt of gesmaad werd vanwege dit woord is gemakkelijk te herleiden uit het boek Handelingen:
Hand.9:15, 16; 10:45; 11:1; 11:18; 13:46-48; 20:22,23; 22:21, 22.Paulus in zijn toespraak tot het Joodse volk:
En Hij (de God van onze vaderen) zei tot mij: Ga heen, want Ik zal u uitzenden, ver weg, naar de HEIDENEN.
Zij hoorden hem aan tot dit woord toe, maar toen verhieven zij hun stem en riepen: Weg van de aarde met zo iemand: want hij behoort niet te blijven leven!
Geen speld tussen te krijgen. Volkomen eens.
André, ik hoop dat je biddend wil overdenken of jij mij recht hebt gedaan op jouw site. Want de gevolgen zijn dat anderen (die jou beluisteren en volgen) nu mij ‘verdacht’ vinden, als iemand met een onzuivere leer. Persoonlijk vind ik niet dat ik deze verdachtmaking verdien. Ook al geef ik toe dat de predicatie veel ‘losse eindjes’ bevat.
Voor mij is dit totaal geen persoonlijke kwestie. Ik waardeerde je in het verleden en dat doe ik nog steeds onverminderd. Er is wat mij betreft geen enkele verwijdering tussen jou en mij in onze onderlinge verhouding. Ik neem het je ook totaal niet kwalijk dat je deze dingen in een predikatie aanhangig maakte, omdat ik er zondermeer van uitga dat het naar eer en geweten naar voren is gebracht. Daarom neem ik het uiterst serieus en heb ik het niet alleen bereidwillig aangehoord, maar ben ik ook in de Schriften nagegaan “of deze dingen alzo zijn”. De Bereërs werden om die open en tegelijkertijd kritische houding geprezen (Hand.17:11). Graag treed ik in hun voetsporen. Mijn reactie eerder deze week en ook nu in deze blog, zijn een verslag daarvan.
Iemand kritisch narekenen is geen verdachtmaking. Zoals ik het ook niet als een verdachtmaking beschouw wanneer je mij narekent. Integendeel! Ik roep altijd op om me te blijven controleren en kritisch de dingen na te gaan, opdat het bovenal om waarheidsvinding zou gaan. Slechts wat na grondige kritiek nog steeds recht overeind staat, daarop kunnen we verder bouwen.