de puzzel van de opstandingsdag
30-04-2014 - Geplaatst door Andre PietIn 2019 heb ik over onderstaande materie een LEZING gegeven en heb door voortschrijdend inzicht bepaalde zaken moeten aanpassen.
onderlinge verschillen tussen de verslagen
Vier verslagen staan ons ter beschikking van de gebeurtenissen op de dag dat Jezus opstond uit de doden. Maar wat we missen is een samenvattende chronologie van alle gebeurtenissen. Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes doen ieder vanuit hun eigen perspectief verslag, waarbij er deels overlap is, maar voor een ander deel beschrijven ze ook verschillende gebeurtenissen. En zelfs wanneer ze dezelfde gebeurtenissen beschrijven, zijn het nog afwijkende verhalen. Want wat de ene evangelist meldt, dat laat de andere evangelist juist weer weg. De ene evangelist spreekt van één engel bij het graf (Mat.28:2) en de andere evangelist spreekt van twee engelen (Luc.24:4). Johannes spreekt van één vrouw die naar het graf ging (Joh.20:1), Matteüs van twee vrouwen (Mat.28:1) en Marcus van drie vrouwen (Mar.16:1). Natuurlijk worden zulke onderlinge afwijkingen door ongelovigen aangegrepen om te concluderen dat de verslagen dus niet betrouwbaar zijn. Maar bij hen is het toch nooit goed, want als de verhalen in hun ogen wel harmoniëren dan beweert men dat de evangelisten onder één hoedje spelen en er sprake is van een complot… De onderlinge verschillen spreken elkaar niet tegen, ze bevestigen juist het bekende fenomeen dat onafhankelijke ooggetuigenverslagen van één gebeurtenis, in de regel sterk afwijken van elkaar, zonder dat dit noodzakelijk tegenspraak betekent. Waar bijvoorbeeld twee engelen zijn daar is uiteraard ook één engel. Zulke verschillen in informatie bijten elkaar niet.
reconstructie
In de onderstaande opsomming doe ik een poging om de verschillende puzzelstukjes bij elkaar te leggen. Soms is dat vrij gemakkelijk maar in een aantal gevallen bepaald niet. Omdat de evangelisten niet de intentie hadden één compleet, chronologisch verslag te presenteren, missen we een aantal puzzelstukjes wanneer wij alle gebeurtenissen op een rijtje willen zetten. Dat is uiteraard geen gebrek aan de Schrift, hooguit een manco in onze drang om alles te willen weten. Op welk tijdstip vond de ene gebeurtenis plaats en op welk tijdstip de andere gebeurtenis? Wat is de volgorde? Zijn “de vrouwen” in Mat.28:5 en 9 dezelfde als in Mat.28:1? En verwijst “de elven” in Luc.24:9 en 33 naar een specifiek aantal of is het een groepsnaam? Ik pretendeer beslist niet dat mijn reconstructie het einde is van alle tegenspraak. Integendeel, ik houd me aanbevolen voor suggesties en verbeteringen. Slechts door ook hier nauwkeurig Schrift met Schrift te vergelijken krijgen we een overzicht van het geheel.
Marcus 16:9-20 buiten beschouwing
Nog één opmerking. De mededelingen die we aantreffen aan het slot van Marcus 16 heb ik niet verwerkt in dit overzicht. Marcus 16:9-20 ontbreekt in de meerderheid van de grote handschriften van het Nieuwe Testament en vormen kennelijk een latere toevoeging. Vandaar ook dat veel bijbelvertalingen deze passage volkomen terecht tussen vierkante haken plaatsen. Zo valt de verwijzing naar de Emmaüsgangers in Mar.16:12 moeilijk te harmoniëren met wat we in Lucas 24 lezen. Mar.16:13 zegt dat de Emmaüsgangers (of waren het anderen?) niet werden geloofd door de discipelen terwijl Luc.24:34 en 35 zegt dat ze enthousiast begroet werden met “de Heer is waarlijk opgestaan en is aan Simon verschenen!”
Een overzicht van de gebeurtenissen op de zondag:
- Minimaal vier vrouwen (Maria van Magdala, Maria de vrouw van Klopas, Salome en Johanna, Math.28:1; Mar.16:1; Luk.24:10) gaan bij het aanbreken van de dag naar het graf met specerijen (Mar.16:1; Luk.24:1).
- Terwijl zij onderweg zijn en zich afvragen hoe de steen moet worden afgewenteld (Mar.16:3,4) vind er een aardbeving plaats, een engel daalt neer, wentelt de steen weg en de bewakers slaan in doodsangst op de vlucht (Math.28:2-4).
- De vrouwen vinden een weg gewentelde steen (Mar.16:4; Luk.24:2; Joh.20:1) en een leeg graf (Luk.24:3).
- De vrouwen zijn in verlegenheid gebracht (Luk.24:4) en Maria van Magdala snelt naar Petrus en Johannes (Joh.20:2) die beiden kennelijk niet ver van het graf hadden overnacht (Joh.20:10).
- De andere vrouwen zien twee mannen in blinkend gewaad (Luk.24:4): één op de steen zitten (Math.28:2) en de ander (een jongeling) in de grafkamer ter rechterzijde (Mar.16:5).
- De vrouwen krijgen te horen van de engelen: wees niet bevreesd (Math.28:5; Mar.16:6), wat zoekt gij de levende bij de doden (Luk.24:5), Jezus is opgewekt, ziet de plaats waar Hij is neergelegd (Math.28:6; Mar.16:6), herinnert u hoe Hij in Galilea reeds gesproken heeft over de opstanding ten derde dage (Luk.24:6,7). Ga naar de discipelen en Petrus (Mar.16:7) en vertel het hen. En Jezus zal u voorgaan naar Galilea, daar zult gij hem zien (Math.28:7; Mar.16:7).
- De vrouwen haasten zich naar de discipelen, beangst en blij (Math.28:8) maar durven onderweg aan niemand iets te zeggen (Mar.16:8).
- Gewaarschuwd door Maria van Magdala gaan Petrus en Johannes snel naar het graf (Joh.20:3). Johannes komt als eerste bij het graf (Joh.20:4) en ziet van buiten af de windsels liggen zonder naar binnen te gaan (Joh.20:5). Dan komt ook Petrus, gaat het graf binnen en ziet dat de hoofdwindsels opgerold op een andere plaats liggen (Joh.20:6,7; Luk.24:12). Dan komt ook Johannes naar binnen en dat ziende gelooft hij (Joh.20:8,9). Johannes was de eerste van de elven die geloofde. Johannes en Petrus keren terug naar hun verblijfplaats (Joh.20:10).
- Maria van Magdala was de mannen achterna gekomen en stond te wenen dicht bij het graf (Joh.20:11). Inmiddels zijn er weer engelen en Maria ziet hen zitten: één aan het hoofdeinde en één aan het voeteneinde (Joh.20:12). Zij vragen haar waarom ze weent en ze antwoord: omdat ze mijn Heer hebben weggenomen (Joh.20:13). Dan keert ze zich om en ziet Jezus staan, maar zij denkt dat het de tuinman is. “Wie zoek je?” hoort zij Hem zeggen. Maria antwoordt en opeens hoort ze haar naam: “Maria!”. Ze keert zich om en roept “Rabboeni!” (Joh.20:14-16). Jezus zegt haar dat ze Hem niet mag vasthouden maar dat zij moet heengaan naar Jezus’ broeders en zeggen dat Hij zal opvaren naar de Vader (Joh.20:17). Dit is Jezus’ eerste verschijning na zijn opstanding.
- De soldaten komen in de stad en berichten de overpriesters van het gebeurde (Math.28:11). In een vergadering met de oudsten wordt het besluit genomen de soldaten veel geld te geven voor het verspreiden van het gerucht dat de discipelen het lijk van Jezus hebben gestolen terwijl zij sliepen (Math.28:12,13). De overpriesters garanderen de soldaten dat zij niet in de problemen zullen komen bij de stadhouder (Math.28:14).
- Wanneer de vrouwen bij de elven en al de anderen hun verhaal vertellen (Luk.24:9) worden ze niet geloofd (Luk.24:11).
- Nadat de vrouwen kennelijk (vergl. Luc.24:24) weer zijn weggegaan komt de Heer hen tegemoet en groet hen (Mat.28:9). Zij vallen voor Hem neer en grijpen zijn voeten. Jezus bevestigt wat zij eerder hoorden van de engelen nl. om de discipelen te berichten dat ze naar Galliea zouden gaan (Math.28:10 en 7). Dit is Jezus’ tweede verschijning.
- Ook Maria van Magdala bericht haar belevenissen aan de discipelen (Joh.20:18).
- Later in de dag (Luk.24:29) verschijnt de Heer incognito aan twee van hen (Luk.24:13) waarvan de één Kleopas heet (Luk.24:18). Zij zijn op weg naar Emmaüs, dat ruim 10 kilometer van Jeruzalem verwijderd was (Luk.24:12,13). Onderweg hebben zij een gesprek over de gebeurtenissen van de laatste dagen (Luk.24:15-21). Zij vertellen met afkeer van de berichten van vrouwen die verschijningen van engelen gezien zouden hebben maar Jezus Zelf niet (Luk.24:22-24). Aangezien zij geen weet hebben van de twee verschijningen, hebben zij kennelijk het gezelschap van de discipelen verlaten nadat de vrouwen hun belevenissen hadden verteld (Luc.24:10; #11). De Vreemdeling neemt hen hun ongeloof kwalijk en opent de Schriften (Luk.24:25-27). Wanneer bij de avondmaaltijd de ogen open gaan voor de identiteit van de Vreemdeling, is Hij plotseling verdwenen (Luk.24:28-31). Dit is Jezus’ derde verschijning.
- In de loop van deze dag (Luk.24:24) is Jezus ook aan Simon Petrus verschenen (Luk.24:34). Dit is Jezus’ vierde verschijning.
- Bij de terugkeer van de Emmaüsgangers naar Jeruzalem in de avond, vinden zij de elven vergaderd en dezen zeggen: de Heer is waarlijk opgestaan en is aan Simon verschenen (Luk.24:33,34). De Emmaüsgangers verhalen ook van hun ervaringen (Luk.24:35).
- Terwijl de deuren gesloten waren uit angst voor de joden (Joh.20:19), verschijnt Jezus plotseling in hun midden (Mar.16:14; Luk.24:36) en zegt: ‘sjaloom’ (Joh.20:19). De aanwezigen zijn verschrikt en menen een geest te aanschouwen (Luk.24:37). Jezus verwijt hen ongeloof (Luk.24:38) en nodigt hen uit Zijn handen en voeten te zien en Hem te betasten om te overtuigen dat Hij geen geest is (Luk.24:39,40). Van blijdschap kunnen ze nóg niet geloven en daarom eet de Heer demonstratief een gebakken vis (Luk.24:42,43). Met nog meer woorden bemoedigt en instrueert de Heer het gezelschap (Joh.20:21-23). Dit is de vijfde verschijning (binnen één etmaal) van Jezus na zijn opstanding.