de wet in ons hart geschreven?
18-09-2012 - Geplaatst door Andre Pietvraag
N.a.v. de predikatie van zondag j.l. ontving ik van meerdere kanten de vraag die ongeveer hier op neerkomt: als Paulus zich een dienaar noemt van het nieuwe verbond, betekent dat dan dat God vandaag in het hart van de gelovigen de wet schrijft, zoals Hij deze ooit aan Israël gaf?
het nieuwe verbond met Israël
Eerst een paar opmerkingen vooraf. In 2Korinthe 3 refereert Paulus overduidelijk aan de profetie in Jeremia 31:31 e.v.
31 Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israel en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. 32 Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des HEREN. 33 Maar dit is het verbond, dat Ik met het huis van Israel sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des HEREN: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. 34 Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de HERE: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des HEREN, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken.
Deze profetie gaat over Israël en Juda, hetzelfde volk als waarmee ooit het oude verbond gesloten was, ten tijde van de exodus. De verbondsluiting waarvan sprake is, is nog steeds toekomstmuziek. Dit nieuwe verbond verschilt daarin van het oude verbond, dat het niet verbroken kán worden. Alle verplichtingen zijn geheel eenzijdig: JAHWEH belooft en het is uitsluitend aan Hem dit te vervullen. Tot het moment dat Israël “van de kleinste tot de grootste” JAHWEH, hun God zal kennen, wacht deze voorzegging op haar vervulling. Hoewel dit nieuwe verbond tot op vandaag nog gesloten moet worden, ligt niettemin de basis daarvoor al bijna tweeduizend jaar gereed. Toen werd immers al het bloed van het nieuwe verbond vergoten (Luc.22:20) en verrees ook “de Middelaar van het nieuwe verbond” (Hebr. 9:15; 13:20). Gelovigen vandaag uit de natien, plukken daarom nu al de zegeningen van dat toekomstige verbond. Dezelfde Geest die dan vaardig zal worden en Israël zal transformeren, doet dit nu al aan een ieder die op “de heerlijkheid des Heren” ziet (2Kor.3:18). Zonder onderscheid naar afkomst.
niet langer “onder de wet”
Bij monde van Jeremia kondigde God aan: “Ik zal mijn wet (torah = onderwijs) in hun binnenste leggen en die in hun harten schrijven…”. Israël wordt niet, zoals eerder “onder de wet” geplaatst (Gal.3:23) maar de wet wordt in hen geplaatst. Het zal geen juk zijn waaronder men gebukt gaat (Hand.15:10) maar een innerlijke wetmatigheid die men moeiteloos en vanzelfsprekend vervult. Zij zullen de sabbat en andere hoogtijden vieren (Jes.66:23) en wellicht kosher voedsel zal op het menu staan, echter niet als last maar als lust. Niet omdat het moet maar omdat men het wil.
vandaag een heidens Evangelie…
Vandaag leven we in een tussentijd waarin Israël als natie ‘buitenspel’ staat. De boodschap van redding is door Israëls ongeloof tot de natien gezonden (Rom.11:11; Hand.28:28). Zo Israëlitisch als het Koninkrijk op aarde straks zal zijn (geregeerd vanuit Jeruzalem), zo ‘heidens’ is het Evangelie vandaag. De boodschap die vandaag maatgevend is, is niet “het Evangelie van de besnijdenis” zoals Jakobus, Petrus en Johannes dit verkondigden, maar “het Evangelie van de voorhuid” dat later aan Paulus werd toevertrouwd (Gal.2:7-9). Geen Messias die vandaag zichtbaar zetelt in de stad van David, maar “Christus temidden van de natien, de hoop der heerlijkheid!” (Kol.1:27). Het is om die reden dat besnijdenis, kosher eten of drinken, feestdagen of sabbat of welk ritueel ook, geen enkele rol speelt in het onderwijs van de apostel Paulus. Hij bindt ons op het hart:
Laat dan niemand u oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbatten, dingen, die een schaduw zijn van het komende, terwijl het lichaam van Christus is.
Kolosse 2:16,17 (lett.)
Reageer op Facebook