het vuur in Matteüs 25
14-08-2003 - Geplaatst door Andre PietVan een bezoeker van deze site ontving ik de volgende vraag:
In Mattheus spreekt Jezus over het oordeel van de volken. Wie Israel ‘goed behandelt’ zal aan Gods rechterhand komen. Hier is geen opstanding aan voorafgegaan. Toch wordt er gesproken over de straf uit Openbaring 20, de poel des vuurs, vergelijkend met het feit dat ‘de bokken’ in het vuur terechtkomen met satan en zijn trawanten. Toch moet het m.i een ander oordeel zijn, omdat er geen opstanding aan vooraf is gegaan. Hoe zit dat precies?
ANTWOORD:
Het gaat hier over de verzameling van de volken in Jeruzalem, voorafgaand aan de duizend jaren (Openb.19:19-21). Inmiddels heeft “de Zoon des Mensen” (Ben Adam) zijn plaats ingenomen op “de troon zijner heerlijkheid” (Matteüs 25:31). Zij die niet goed geweest zijn voor de minsten van zijn broeders (>broeders naar het vlees = Israëlieten) worden verwezen naar het vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn boodschappers (Matteüs 25:41). Bij diens boodschappers (engelen) hebben we te denken aan het beest en de valse profeet. Van dit drietal lezen we dat ze zullen worden geworpen in het meer van vuur en zwavel (Openb.19:20; 20:10). Dit gericht zal plaatsvinden in de streek die ooit eerder brandde van vuur en zwavel: de omgeving van de Dode Zee (Gen.19:24,28). Het in deze omgeving dat ook de “bokken”, d.w.z. de onwillige volken zullen omkomen.
Het gericht in Matteüs 25 loopt parallel met wat we vinden aan het einde van Openb.19. Ook daar een verzameling van volken en tevens het einde van “het beest en de valse profeet”. In één adem wordt daarbij gezegd: “en de overigen (> bokken) werden gedood met het zwaard” (Openb.19:21).
Ook in Joël 3:1 en 2 lezen we over dit gericht:
“Want zie, in die dagen en te dien tijde, wanneer Ik een keer zal brengen in het lot van Juda en van Jeruzalem, zal Ik alle volken verzamelen en afvoeren naar het dal van Josafat (=JAHWEH oordeelt), en Ik zal aldaar met hen in het gericht treden ter oorzake van mijn volk en van mijn erfdeel Israel, dat zij onder de volken verstrooid hebben, terwijl zij mijn land verdeelden…”
Let op de volgorde: herstel van Israël, verzameling van alle volken in “het land” en een gericht “ter oorzake van mijn volk” (vergl. de minste van mijn broeders”).