GoedBericht.nl logo
English Blog

wanneer treden de twee getuigen op?

08-03-2025 - Geplaatst door Andre Piet

De twee getuigen waarvan Openbaring 11 spreekt, zullen optreden gedurende twaalfhonderd zestig dagen. In dit artikel zullen we aan de hand van deze passage zelf, bezien welke tijd dat is, wat daarin zal plaatsvinden en ook hoe die periode zal worden afgesloten.

En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang.
-Openbaring 11:3-

Deze periode van twaalfhonderd zestig dagen wordt ook genoemd in Openbaring 12. Daar is sprake van “de vrouw” (=Israël) die een mannelijke zoon (= Christus, inclusief zijn lichaam) heeft gebaard. Pal nadat deze zoon is weggerukt tot Gods troon, vlucht de vrouw naar de woestijn. Daar is voor haar een onderduikadres gereserveerd.

En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat zij haar daar twaalfhonderd zestig dagen zouden onderhouden.
-Openbaring 12:6-

De periode van twaalfhonderd zestig dagen wordt ook aangeduid als twee en veertig maanden. De termijn is dezelfde, alleen de rekeneenheid verschilt. De dag verwijst naar de zon terwijl de maand verwijst naar de maan. Als de periode in dagen wordt gerekenend, gaat het om Goddelijke activiteit. Wordt er daarentegen gerekend in maanden, dan verwijst dit naar “de vorst der duisternis”, de maan die heerst over de nacht (Gen.1:16).

Maar laat de hof, die buiten de tempel is, erbuiten, en meet die niet; want hij is aan de natiën gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden, tweeënveertig maanden lang.
-Openbaring 12:2-

link met de zeventigste jaarweek?

Gewoonlijk wordt de drie en half jaar in ‘de Openbaring’, in verband gebracht met de zeventigste jaarweek in Daniël 9. Deze jaarweek duurt zeven jaar en wordt verdeeld in twee gelijke helften, zodat er twee keer aaneensluitend sprake is van drie en half jaar. De meeste uitleggers plaatsen het optreden van de twee getuigen in de eerste helft van die jaarweek. Elders heb ik daarentegen beargumenteerd dat de zeventig jaarweken een aaneengesloten tijdperk is van precies vijfhonderd jaren. Zeventig keer zeven jaren plus tien jubeljaren. Deze periode is in het verleden vervuld.

De laatste jaarweek begon bij Jezus’ doop en drie en half jaar later stierf Hij, waarmee Hij officieel de offerdienst vervulde en ophief. Daarna volgde een tweede drie en half jaar waarin de Heer als de Opgestane het nieuwe verbond bevestigde voor het volk en de heilige stad. Dit eindigde bij de steniging van Stefanus en daarop aansluitend de roeping van Paulus. “Gezicht en profeet werden verzegeld” (Dan.9:24), d.w.z. ontoegankelijk gemaakt voor Daniëls volk.

Het moet duidelijk zijn dat als de zeventigste jaarweek in Daniël 9 reeds in het verleden is vervuld, die jaarweek in de uitleg van ‘de Openbaring’ dus geen rol kan spelen. Het boek ‘de Openbaring’ spreekt immers van toekomstige gebeurtenissen. Dat ook dan weer sprake zal zijn van een halve jaarweek, betekent niet dat het dus om dezelfde periode moet gaan als in Daniël 9. In heel de Bijbelse chronologie tot aan het Millennium aan toe, spelen jubeljaren een grote rol en daarmee ook het tellen van jaarweken. Een jubeljaar is immers het vijftigste jaar na zeven jaarweken.

Is het ook niet ongerijmd om in ‘de Openbaring’ de twaalfhonderd zestig dagen de ene keer te betrekken op de eerste helft van de jaarweek en andere keer op de tweede helft van de jaarweek? Als het inderdaad zou gaan om twee verschillende perioden die echter een gelijke lengte hebben, zou Johannes dit hebben aangeduid met verschillende namen? Bijvoorbeeld door de eerste helft in dagen aan te duiden en de tweede helft met maanden. Dat hij dit niet doet, suggereert dat de twaalfhonderd zestig dagen in Openbaring 11:3 dezelfde periode betreft als die in Openbaring 12:6. Ook het navolgende maakt dit duidelijk.

temidden van vijandschap, droogte, plagen

De twee getuigen zullen optreden ‘in het hol van de leeuw’, temidden van een zeer vijandige omgeving. Maar ze blijken onaantastbaar.

En indien iemand hun schade wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en indien iemand hun schade wil toebrengen, moet hij zo de dood vinden.
-Openbaring 11:5-

In de drie en half jaar van hun profeteren zal het niet regenen. Het is een herhaling van wat er ooit plaatsvond in de tijd van Elia die ook Goddelijke volmacht had om het drie jaar en zes maanden niet te doen regenen in het land (1Kon.17:1; Jak.5:17). Er zal dus niet alleen droogte en hongersnood zijn in het land (vergl. het derde zegel in Openb.6:5,6), maar het land zal ook gebukt gaan onder andere plagen (vergl. het vierde zegel in Openb. 6:7,8).

Dezen hebben de macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt gedurende de dagen van hun profeteren; en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed te veranderen en om het land te slaan met elke plaag, zo dikwijls zij willen.
-Openbaring 11:6-

gedood, maar niet begraven

Tegen het einde van twaalfhonderd zestig dagen zal het beest uit de afgrond (eindelijk) in staat zijn de twee getuigen te doden. Hun lijken zullen liggen op het plein van de grote stad, dat is het tempelplein in Jeruzalem. Ten aanschouwen van de hele wereld zullen hun lijken daar drie en een halve dag worden tentoongesteld. Tot hun groot vermaak zal de wereld eindelijk van deze gehate lastposten zijn bevrijd.

7 En wanneer zij hun getuigenis aan het volbrengen zijn, zal het beest, dat uit de afgrond opkomt, hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden. 8 En hun lijk zal liggen op het plein der grote stad, die geestelijk genaamd wordt Sodom en Egypte, alwaar ook hun Heer gekruisigd werd. 9 En uit de volken en stammen en talen en natien zijn er, die hun lijk zien, drie en een halve dag, en zij laten niet toe, dat hun lijken in een graf worden bijgezet. 10 En zij, die op de aarde wonen, zijn blijde en verheugd over hen en zullen elkander geschenken zenden, omdat deze twee profeten hen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden.
-Openbaring 11-

opgestaan en opgevaren in de wolk

De vreugde over de twee omgebrachte getuigen zal niet alleen groot zijn, maar ook van zeer korte duur. Want na de drie en een halve dag zullen zij tot grote ontsteltenis van allen, opstaan. Ze zullen bovendien ook opvaren ten hemel “in de wolk”.

11 En na die drie en een halve dag voer een levensgeest uit God in hen, en zij gingen op hun voeten staan en grote vrees viel op allen, die hen aanschouwden. 12 En zij hoorden een luide stem uit de hemel tot hen zeggen: Klimt hierheen op! En zij klommen naar de hemel op in de wolk, en hun vijanden aanschouwden hen.
-Openbaring 11-

een grote aardbeving

Het moment waarop de twee getuigen opstaan en opklimmen in de wolk, valt samen met het ogenblik dat de Ben Adam zal verschijnen in wolken op de Olijfberg (Luc.21:27; Zach.14:4). Daar, pal ten oosten van het tempelplein zullen de twee getuigen zich voegen bij Hem die daar verschijnt, samen met de zijnen. Op dat moment zal een grote aardbeving plaatsvinden en de Olijfberg zal middendoor splijten en een tiende deel van de stad zal instorten.

En te dien ure kwam er een grote aardbeving en een tiende deel der stad stortte in, en zevenduizend namen van mensen werden door de aardbeving gedood…
-Openbaring 11:13-

de overlevenden in Jeruzalem geven God de eer

Dat de wolk waarin de twee getuigen opklimmen inderdaad verband houdt met de komst van de Messias op de Olijfberg, blijkt niet alleen uit de grote aardbeving die de stad zal treffen. Het volgt ook uit het feit dat overlevenden in de stad met veel ontzag de God van de hemel eer zullen geven. Dit beschrijft overduidelijk niet het begin van “de grote verdrukking”. Want bij die gelegenheid zal een gruwel worden geplaatst als begin van een goddeloze cultus. Aan het einde daarentegen van “de grote verdrukking” zullen de overgebleven inwoners van de stad de ene God erkennen (zie ook Mat.24:29-31). Precies zoals we lezen wanneer de twee getuigen zijn opgestaan en opgevaren.

… en zevenduizend personen werden door de aardbeving gedood, en de overigen werden zeer bevreesd en gaven de God des hemels eer.
-Openbaring 11:13-

Delen: