GoedBericht.nl logo
English Blog

een vreemd citaat in Hebreeën 1

02-01-2012 - Geplaatst door Andre Piet

De diverse blogs die ik de afgelopen weken schreef over de “ene God en de mens Christus Jezus” (1Tim.2:5) heeft nogal wat reacties los gemaakt. Een aantal vragen en opmerkingen die mij bereikten, wil ik de komende tijd graag eens nader bespreken.

VRAAG:
Wordt in Hebreeën 1:10-12 niet duidelijk gezegd dat de Zoon de JAHWEH is die de hemelen en aarde gemaakt heeft?

ANTWOORD:
Op het eerste gezicht lijkt het inderdaad, dat de woorden die aangehaald worden in Hebreeën 1 vanuit Psalm 102:26-28, toegepast worden op de Zoon. Immers, de schrijver van de Hebreeën-brief toont vanaf hoofdstuk 1 vers 5 telkens passages uit de Hebreeuwse Bijbel, waarin God zich uitlaat over de Zoon.

  • In vers 5 een citaat uit zowel Psalm 2 als 1Samuël 7
  • in vers 6 een citaat uit Psalm 97
  • in vers 8  een citaat uit Psalm 145.
  • in vers 13 een citaat uit Psalm 110

In al deze voorbeelden wordt door God tot of over de Zoon gesproken. Wanneer vers 10 dan ook aanvangt met “En…”, zou je verwachten dan dat opnieuw een Schriftplaats volgt waarin God het woord direct of indirect richt tot de Zoon. Maar dat wordt er dit keer niet bij gezegd, zoals dit in de voorgaande citaten wél het geval was. Bovendien blijkt uit de inhoud van het citaat dat volgt, dat God juist niet de spreker maar de aangesprokene is. Psalm 102 is zeer zeker een Messiaanse psalm, maar dat is omdat de psalmist zelf een type  is van de lijdende Messias. Dat zien we reeds, wanneer we slechts de voorgaande verzen in Psalm 102 bij het citaat betrekken (het cursieve gedeelte wordt geciteerd in Hebreeën 1).

23 Hij heeft op de weg mijn kracht gebroken, mijn dagen verkort.
24 Ik zeg: Mijn God, neem mij niet weg op de helft mijner dagen, Gij, wiens jaren duren door alle geslachten heen.
25 Gij hebt voormaals de aarde gegrondvest, en de hemel is het werk uwer handen;
26 die zullen vergaan, maar Gij houdt stand, zij alle zullen verslijten als een kleed, Gij verwisselt ze als een gewaad, en zij verdwijnen;
27 maar Gij blijft dezelfde, aan uw jaren komt geen einde.

de psalmist een type van de Messias
De psalmist tekent hier profetisch woorden op, uit de mond van de Messias:  “mijn kracht is gebroken, mijn dagen verkort… neem mij niet weg op de helft mijner jaren…”. En dan vervolgens de lofzang op God JAHWEH, wiens jaren duren door alle geslachten. Hij die de aarde grondvestte en de hemel voortbracht als het werk van zijn handen. Enzovoort. Hier spreekt God niet tot de Messias maar omgekeerd de Messias spreekt (bij monde van de psalmist) tot God! Een stervende man die kermt in de helft van zijn jaren tegenover God JAHWEH aan wiens jaren nimmer een einde komt. Hoe zouden deze woorden op de Messias betrekking kunnen hebben? Is Hij juist niet de Messias omdat Hij wél stierf?!

intermezzo
Het moet duidelijk zijn dat het citaat vanuit Psalm 102, van een heel andere orde is dan de overige citaten in Hebreeën 1. Waarna de vraag zich opdringt: wat doet dit citaat in Hebreeën 1? Daar het niet voortbouwt op het betoog van de schrijver, is het kennelijk een onderbreking daarvan. Geen nieuw argument maar een intermezzo. Zoals betogen in ‘het Nieuwe Testament’ wel vaker worden onderbroken door een lofzang (zie b.v. Rom.1:25; 9:5; 1Tim.1:17). Zo is Hebreeën 1:10-12 te verstaan: als een lofzang op de God die de Messias met vreugdeolie zalfde (1:9) en wiens jaren nimmer ophouden (1:12).

Delen: