Galaten 2:17,18 – opbouwen wat ik had afgebroken?
08-06-2022 - Geplaatst door Andre PietMaar indien wij zoeken gerechtvaardigd te worden in Christus, ook zelf zondaars werden bevonden, is Christus dan een dienaar van zonde? Volstrekt niet! 18 Want indien ik de dingen weer opbouw die ik afbrak, betoon ik mijzelf een overtreder.
Het voorgaande vers 16 is het langste en ook meest fundamentele vers van de Galaten-brief. De twee navolgende verzen zijn daarentegen veruit het lastigst te begrijpen van de hele brief.
Nog steeds heeft Paulus het over gelovige Joden (“wij, van nature Joden”; 2:15), zoals Petrus en hijzelf dat waren. Zonder “werken van wet” zoeken zij in Christus rechtvaardiging, aangezien zij, evenals de natiën, zondaars blijken te zijn. Maar als “werken van wet” geen rol spelen bij rechtvaardiging in Christus, wordt Christus daarmee dan niet dienstbaar gemaakt aan een zondig, wetteloos leven? Dat is kennelijk de conclusie die Paulus’ tegenstanders hem in schoenen schoven (vergl. Rom.3:6; 6:2). “Volstrekt niet!”, is Paulus’ niet mis te verstane reactie.
Rechtvaardiging in Christus is vernietigend voor “werken van wet”. Dat betekent dat als men deze vervolgens toch weer in ere herstelt (“de dingen opbouw die ik afbrak”), dat men, links- of rechtsom, alsnog een overtreder bewijst te zijn. Elk ‘evangelie’ waarin “werken van wet” worden vereist, maakt gelovigen (d.w.z. in Gods ogen rechtvaardigen!) onvermijdelijk tot overtreders.