Romeinen 8:16,17 – kinderen van God
12-05-2021 - Geplaatst door Andre PietDe geest zelf getuigt samen met onze geest, dat wij kinderen van God zijn. 17 Indien nu kinderen, dan ook lotbezitters.
De geest van God die we ontvingen is een “geest van zoonstelling”. De officiële zoonstelling wacht tot het moment van “de verlossing van ons lichaam” (8:23). Tot die tijd zijn we “zonen van God” in spe. Maar aangezien “de geest van het leven” (8:2) nu reeds ons deel is, zijn we nu al “kinderen van God”. We bezitten immers (nieuw) leven dat door God zelf is verwekt. Gods geest in ons getuigt hiervan.
Uit het feit dat Gods geest getuigt, blijkt dat Gods geest ook zijn woord is. Het spreekt tot ons. En wanneer onze geest beaamt wat Gods geest (=woord) zegt, dan getuigt onze geest dus samen met Gods geest.
Als we nu kinderen zijn, dan betekent dit dat we straks ook “lotbezitters” zullen zijn. Want wanneer kinderen eenmaal tot zonen zijn gesteld, valt hen het bezit van de vader ten deel (=lotbezit). Het begrip zoon is in de Schrift synoniem met lotbezitter (Gal.4:7), meestal vertaald met ‘erfgenaam’. Zoonschap gaat zoveel verder dan kindschap. Als kinderen zijn we verwekt door de Vader, maar als zonen delen we met de Vader!