Paulus en de besluiten (4, slot)
14-10-2013 - Geplaatst door Andre PietWat was Paulus’ houding t.o.v. de besluiten die waren genomen tijdens de vergadering van Handelingen 15?
Sommigen hebben uit Paulus’ brieven de conclusie getrokken dat hij niet achter de besluiten van Hand.15 stond. Schreef Paulus immers niet dat al wat in de vleeshal te koop, gegeten kan worden, zonder navraag te doen uit gewetensbezwaar (1Kor.10:25, zie ook: Rom.14:14, 1Tim.4:4)? Dus ook vlees dat aan de afgoden was geofferd of vlees dat mogelijk bloed bevat. Men wijst soms ook op “de besluiten” (Gr. dogmata) die buiten werking gesteld zijn, waarvan sprake is in Efeze 2:15 en Kol.2:14. Het woord dat Paulus daar gebruikt is in het Grieks hetzelfde woord als wat ook in Hand.16:4 wordt gebezigd. M.a.w. Paulus zou in zijn brieven afstand nemen van de besluiten van Hand.15.
Een paar opmerkingen.
Paulus maakte zelf deel uit van de vergadering die eenstemmig tot de besluiten was gekomen (Hand.15:25). Vervolgens wordt Paulus (samen met anderen) afgevaardigd om deze besluiten door te geven in Antiochie, Syrie en Cilicie (15:23). Hij heeft dat ook gedaan (Hand.16:4). Zou hij dat hebben gedaan om mensen te behagen? Kennen we Paulus zo (Gal.1:10)? Was hij niet wars van ieder compromis als het ging om de waarheid van het Evangelie en de vrijheid in Christus (Gal.2:4,5)?
Het eten van vlees dat aan de afgoden geofferd was, was voor Paulus op zichzelf geen enkel punt. De aarde is des Heren, zo was zijn redenering en alles wat een gelovige onder dankzegging consumeert is geheiligd (1Kor.10:26-30). Is dat in strijd met de besluiten van Hand.15? Nee, want de besluiten gingen over ceremoniële verplichtingen voor gelovigen uit de natiën. Enerzijds hoeven zij de ceremoniën van de wet van Mozes niet te onderhouden en anderzijds zouden ze zich onthouden van afgodische ceremoniën. Hand.15:29 spreekt van:
onthouding van afgodenoffers en van bloed en van verstikten en van hoererij…
Het gaat niet om onthouding van vlees dat aan de afgoden geofferd is (zoals sommige vertalingen suggereren) maar om onthouding van het afgodenoffer, d.w.z. van de ceremonie of het ritueel van dat offer. Ook onthouding van bloed, het verstikte en hoererij staan daarmee in verband. Het gaat om onthouding van de afgoden-ceremonie inclusief de bijbehorende gruwelijkheden (bloedconsumptie en hoererij). Onthouding van zulke ceremonieën is geheel in lijn met wat Paulus ook in de Korinthe-brief schrijft. Ook voor hem is het ondenkbaar dat een gelovige deel zou nemen “aan de tafel van demonen” (1Kor.10:21), d.w.z. aan een ceremonie die gewijd is aan afgoden en al wat daaraan gekoppeld is.
Dat Paulus in Efeze 2:15 en Kolosse 2:14 zou doelen op de besluiten (dogmata) waarvan sprake is in Hand.15 en 16:4, is m.i. uitgesloten. In Efeze 2 en Kolosse 2 spreekt Paulus van besluiten die weggedaan zijn toen Christus stierf aan het kruis. Hoe kan dat besluiten betreffen die na het kruis genomen zijn? Werden de besluiten van Hand.15 bovendien niet genomen door de unanieme vergadering van apostelen met goedkeuring van de heilige Geest (15:28)?
Waar gaan de besluiten waarvan sprake is in Efeze 2:15 en Kolosse 2:14 dan wel over? Het antwoord lezen we in Efeze 2:15: “de wet van de geboden [bestaande] in besluiten”. De besluiten doelen op de vele bepalingen die de Joodse traditie toegevoegd heeft aan de wet der geboden. Elders heten ze “de overlevering der ouden” (Mat.15:2). Dat alles is ongeldig verklaard en speelt geen enkele rol in het lichaam van Christus, de ekklesia.
Kortom, Paulus stond helemaal achter de besluiten van Handelingen 15. Hij was betrokken bij de totstandkoming daarvan en hij heeft de besluiten in de steden van Syrie en Cilicie uitgedragen. De uitspraken in zijn brieven zijn geheel in lijn daarmee, mits we onderkennen dat de besluiten betrekking hebben op deelname aan afgodische ceremonieën.
Reageer op Facebook