de eenheid van het geloof
23-11-2012 - Geplaatst door Andre Piet… totdat wij allen
de eenheid van het geloof
en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben,
de mannelijke rijpheid (lett. volwassen man),
de maat van de wasdom der volheid van Christus.
-Efeze 4:13-
In de vorige blog liet ik zien dat de vijf gaven die Paulus noemt in Efeze 4:10 (apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars) verband houden met de kinderlijke fase van de ekklesia. Gegeven met het oog op het gereedmaken voor de volwassenheid. De gaven verwijzen naar de mannen die ons de Griekse Schriften van de Bijbel hebben gegeven. Met de beschikbaarheid over de complete zeventig Schriften is de fase van onmondigheid voorbij.
van fragmenten naar één geheel
Tijdens de onmondige fase van de ekklesia was “de eenheid van het geloof” nog niet bereikt. Inderdaad, “de eenheid van de Geest” was er (Efeze 4:3) – de ene Geest waarmee elk lid van het lichaam verzegeld is (Efeze 1:13; 1Kor.12:13). Maar inhoudelijk was het geloof slechts fragmentarisch. De ekklesia miste een schriftelijke basis van het geloof en moest het hebben van een enkele brief hier of boekwerk daar. Aan het einde van hun leven hebben de apostelen zich beijverd het geheel te bundelen: het manifest van “de eenheid van het geloof” – “het fundament van de apostelen en profeten” (Efeze 2:20).
van tweeheid naar éénheid
Maar er is meer. Paulus laat in Efeze 2 zien dat de ekklesia is opgebouwd uit twee groepen: de besnijdenis en de voorhuid (Ef.2:14-16). Oftewel: samengesteld uit joden en heidenen. In aanvang was daar alleen “het Evangelie van de besnijdenis” dat door de twaalf werd gepredikt. Toen Israël dit Evangelie afwees riep God een dertiende apostel en vertrouwde hem “het Evangelie van de voorhuid” toe (Gal.2:7). Terwijl het eerste een strikt Israelitisch gebeuren betrof, was de groep die ontstond door Paulus’ prediking juist een heidense affaire. Paulus maakt duidelijk dat in het ene Lichaam (waar alleen hij van spreekt!) deze twee groepen één zijn geworden. De muur die tussen beide groepen in stond (“de wet der geboden”; Ef.2:15) is buiten werking gesteld. Daarmee kreeg “de besnijdenis” (de jood) een zeer ingrijpende boodschap te verwerken. Ook een man als Petrus, “apostel van de besnijdenis” heeft daar grote moeite mee gehad. Ook al erkent hij uiteindelijk met volle instemming de waarheid van alle brieven “van onze geliefde broeder Paulus” (2Petr.3:15,16).
De erkenning dat “de besnijdenis” geen aparte, laat staan bevoorrechtte positie heeft in het lichaam van Christus betekent een opheffing van de tweeheid. De twee groepen zijn nu tot één lichaam verbonden. Ook dát is “de eenheid van het geloof” die bereikt werd toen Paulus het Woord van God completeerde (Kol.1:25).
Reageer op Facebook