tóch opgestaan uit eigen kracht?
04-02-2012 - Geplaatst door Andre PietZoals in de vorige blog uiteengezet, lezen we vele tientallen keren in het NT dat Jezus door God werd opgewekt uit de doden. Wanneer Jezus “volkomen God” zou zijn (zoals de orthodoxe christenheid leert), dan is dat onmogelijk te rijmen. Hoe kan iemand die “volkomen God” is, dood zijn en bovendien afhankelijk van een ander? Men leert dan ook dat Jezus opstond in eigen kracht. Men voert daarvoor twee Bijbelse passages aan, die ik beiden in deze blog, kort wil bespreken.
17 Hierom heeft Mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven afleg om het weder te nemen. 18 Niemand ontneemt het Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af. Ik heb macht het af te leggen en macht het weder te nemen; dit gebod heb Ik van mijn Vader ontvangen.
Johannes 10:17,18 NBG
Dit citaat demonstreert hoe vertalers gevestigde ideeën, kunnen laten prevaleren boven consistent vertalen. Drie keer komen we in deze passage het Griekse werkwoord lambanoo tegen, twee keer wordt het vertaald met “nemen” en de derde keer met “ontvangen”. Heeft Jezus het gebod van zijn Vader genomen? Uiteraard niet, Hij ontving dat. Maar waarom dan de andere twee keren vertalen met ‘nemen’? Geven we het werkwoord consequent weer, dan zegt de tekst iets totaal anders:
17 Hierom heeft Mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven afleg om het weder te ontvangen. 18 Niemand ontneemt het Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af. Ik heb macht het af te leggen en macht het weder te ontvangen; dit gebod heb Ik van mijn Vader ontvangen.
Johannes 10:17,18 NBG
Zoals Jezus het gebod ontvangen had, zo ontving Hij in de opstanding het leven van zijn God en Vader. Volkomen in overeenstemming met wat we overal in het NT lezen. Overigens, het hier gebruikte woord voor ‘macht’ (Gr. exousia), is letterlijk volmacht, d.w.z. een bevoegdheid of recht dat door een ander wordt verleend. Jezus heeft de volmacht van God gekregen om zijn leven (lett. ziel) uit zichzelf af te leggen en het ook weer bij gelegenheid te ontvangen.
De tweede passage dat zou moeten bewijzen dat Jezus uit eigen kracht opstond, vinden we in Johannes 2.
18 De Joden dan antwoordden en zeiden tot Hem: Welk teken toont Gij ons, dat Gij dit moogt doen? 19 Jezus antwoordde en zeide tot hen: Breekt deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem doen herrijzen. 20 De Joden dan zeiden: Zesenveertig jaren is over deze tempel gebouwd en Gij zult hem binnen drie dagen doen herrijzen?
Geen van de omstanders begrepen waar Jezus op doelde. Wie zou hen dat ook kunnen verwijten? Op wat anders zou “deze tempel” betrekking hebben, dan op de tempel die Jezus zojuist had schoongeveegd? Dit onbegrip over Jezus’ uitspraak zou later in het strafproces aanleiding worden, voor een valse beschuldiging (Mat.26:61). Pas veel later, zouden de discipelen de werkelijke zin van Jezus’ uitspraak begrijpen.
21 Maar Hij sprak van de tempel zijns lichaams. 22 Toen Hij dan OPGEWEKT WAS (passief!) uit de doden, herinnerden zijn discipelen zich, dat Hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en het woord, dat Jezus gesproken had.
Johannes 2
“Deze tempel” bleek betrekking te hebben op Jezus’ lichaam. En de woorden “binnen drie dagen zal Ik hem doen herrijzen” slaan op Hem die Jezus’ lichaam zou opwekken uit de doden. Naar God dus. Dat is Johannes’ eigen geïnspireerde verklaring van Jezus’ cryptische uitspraak.
Conclusie
Ook de beide genoemde passages in Johannes, blijken bij nader inzien, in volkomen harmonie te zijn met de rest van het Bijbelse getuigenis: niet een God steeg op uit het graf, maar een dode werd opgewekt door de heerlijkheid van de Vader.
… ons, die ons geloof vestigen op Hem, die Jezus, onze Here, uit de doden opgewekt heeft…
Romeinen 4:24… gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de heerlijkheid van de Vader…
Romeinen 6:4