tegenwoordige tijd of niet?
25-07-2005 - Geplaatst door Andre PietVandaag ontving ik een email van iemand die de toespraak, die ik gisteren in Haag heb gehouden, via het internet had beluisterd. Ik citeer:
Beste broeder A. Piet,
Deze morgen hebben we geluisterd naar je boodschap van zondagmorgen in “De Heere zal voorzien”. De zegen er van werd wat overschaduwd doordat je enkele teksten, naar onze mening, noemt alsof dat tegenwoordige tijd is maar waar ze volgens ons in de verleden tijd geschreven staan. Het gaat om de volgende passage’s:
25 Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief, gelijk ook Christus de Gemeente (liefgehad heeft, verl.t.)en Zichzelven voor haar (heeft overgegeven; verl.t.)
Volgens ons zou dat gebeurd zijn in de dood en opstanding van Christus.
26 Opdat Hij haar heiligen zou,haar (gereinigd hebbende, met het bad des waters door het Woord;( verl.tijd)
Toen we gingen geloven en het Woord der waarheid aannamen.
27 Opdat Hij haar Zichzelven heerlijk zou voorstellen, een Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk.
Deze positie staat vast en zal in vervulling gaan als we voor Zijn aangezicht verschijnen in heerlijkheid. Flp 3:21 Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat hetzelve gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam, naar de werking, waardoor Hij ook alle dingen Zichzelven kan onderwerpen.
29 Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt het, en onderhoudt het,( dat is, volgens ons, wat Hij nu doet) gelijkerwijs ook de Heere de Gemeente.
Graag uw mening hierover.
Hartelijke groet,
…
Aan het begin van de toespraak heb ik kort gewezen op de werkwoordsvorm zoals deze door Paulus in het Grieks wordt gebruikt. Als in vers 25 staat “heeft liefgehad” en “heeft overgegeven” dan staat dit beide in een zogenaamde aoristus. Letterlijk betekent dat: zonder horizon. Een aoristus stelt een feit vast zonder tijdsbeperking en is dus tijdloos. Dat is maar goed ook, want anders zouden we moeten concluderen dat Christus de gemeente heeft liefgehad en nu dus niet meer liefheeft. Uiteraard is dat niet de gedachte.
Ook in vers 26 staan ‘heiligen’ en ‘reinigen’ in de aorist-vorm, zodat ook daar een tijdloos feit gepresenteerd wordt. De gedachte is dat Christus de gemeente heiligt en reiningt – ongeacht wanneer. Vanwege de verwijzing naar “het waterbad van het woord” moeten we vooral denken aan wat Christus momenteel aan ons doet. Vandaar dat ik in de toespraak de link legde naar de voetwassing in de opperzaal.
Overigens ben ik het geheel eens met de briefschrijver, dat het plaatsen van de gemeente, stralend, zonder vlek of rimpel pas in de toekomst, wanneer wij voor Zijn aangezicht verschijnen, ten volle realiseerd zal zijn. Neemt echter niet weg dat Efeze 5:26 wel degelijk ook (en juist) over het tegenwoordige werk van Christus voor de gemeente spreekt.