prof. Hoek over de hel
06-01-2024 - Geplaatst door Andre PietOp CVandaag (voorheen CIP geheten) staat een artikel te lezen waarin prof.dr. J.Hoek geïnterviewd wordt over het onderwerp ‘de hel’. Nu is over dit thema op de website van GoedBericht al heel veel geschreven en enkele maanden geleden heeft CVandaag ook (met toestemming) een blog van GoedBericht.nl over dit thema gepubliceerd. Dat ik dit onderwerp nu opnieuw ter sprake breng is omdat in het bewuste interview met prof. Hoek expliciet gerefereerd wordt aan mijn blog en GB wordt tegengesproken en bevraagd.
herleiding van het woord hel
De hoogleraar brengt in het gesprek terecht naar voren dat het Hebreeuwse ‘sheol’ (=dodenrijk) niet vertaald mag worden met hel, zoals de Staten Vertaling dit doet. Ook stelt hij vast dat het woord voor ‘hel’ in het Nieuwe Testament teruggaat op het Griekse woord ‘gehenna’ dat niet anders is dan het dal van Hinnom, even buiten de poorten van Jeruzalem. Helaas verzuimt hij te concluderen dat het woord ‘hel’ daarmee dus ten onrechte in onze bijbelvertalingen terecht is gekomen. Aangezien Gehenna een plaatsnaam is, zoals bijvoorbeeld Jeruzalem en Nazareth dat ook zijn, zou het dus (onvertaald) als geografische plaatsnaam moeten worden aangeduid en niet als een schimmig onderaards oord.
de poel van vuur en gehenna
Terecht merkt Hoek op dat er een verschil is tussen “de poel van het vuur” en ‘Gehenna’, maar zegt daarover dan het volgende:
“In het laatste Bijbelboek (Openbaring) komt de poel van het vuur aan bod. Dat is de plek waar de duivel en zijn trawanten uiteindelijk worden ingegooid. Dat is een definitieve, eeuwige bestemming. Gehenna wijst meer op een overgangsperiode tussen je dood en de dag van Jezus’ wederkomst en Zijn laatste oordeel. Je zou kunnen zeggen dat de eeuwige verlorenheid in het verlengde van Gehenna ligt.”
Dit zijn twee kolossale missers. In de eerste plaats het idee dat “de poel van het vuur (…) dat is de tweede dood” de definitieve bestemming zou zijn. Zeker, het duurt eeuw-ig, maar dat betekent echter niet voor altijd, maar gedurende de eeuwen (aeonen). Dood en oordeel hebben in de Schrift nooit het laatste woord.
De tweede misser is Hoeks bewering dat Gehenna zou verwijzen naar het lot dat de verlorenen zou treffen, direct na hun overlijden maar voorafgaand aan Jezus’ wederkomst. Dat klopt van geen kant. Punt één: “de doden weten niets” (Pred.9:5) en het eerste bewuste moment na hun overlijden is pas bij de opstanding. Daar komt bij dat Gehenna in de profetie dient als plaats van waarschuwing in het Messiaanse rijk na de wederkomst. In dit dal bij Jeruzalem zullen en public de onbegraven lichamen liggen van goddeloze mannen (zie laatste vers Jesaja).
Golgotha als hel?
Hoek maakt onderscheid tussen Bijbelse beeldtaal over de hel en de realiteit. “De realiteit komt het duidelijkst naar voren op Golgotha; bij Jezus’ kruisdood. De gevestigde kerken belijden dat Hij is neergedaald in de hel. Jezus riep uit: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?’ Op dat moment ervaarde Jezus geen verbinding meer met de hemelse Vader. God was op dat moment oneindig ver weg. De hel gaat in die zin dus niet zozeer over marteling en kwelling, maar over buitensluiting.”
Toen Jezus stierf en werd begraven daalde Hij neer in het dodenrijk. Hij was gedurende drie dagen dood totdat God de Vader hem opwekte uit de doden. Jezus’ verblijf in het dodenrijk (Hebr. sheol; Gr. hades; Hand.2:27) was na zijn sterven. De godverlatenheid die Jezus meemaakte in de drie uren van duisternis hebben noch te maken met het dodenrijk, noch met Gehenna. Prof. Hoek verklaart de godverlatenheid die Jezus meemaakte tot ‘de hel’ en kan daarover theologiseren, maar verzuimt Bijbelse bonnetjes daarvoor aan te leveren.
Tegelijk spreekt Hoek zichzelf hier enorm tegen omdat als Jezus’ ervaring op Golgotha al een prototype zou zijn van ‘de hel’, dan bewijst hij daarmee tevens dat de hel niet eindeloos is. Jezus’ godverlatenheid duurde immers drie uren…
de hel als louteringsweg of vagevuur?
De interviewer van CVandaag verwijst vervolgens naar de blog van ondergetekende en vraagt:
Bijbelleraar André Piet schreef onlangs: ‘God straft niet om te straffen, maar om recht te zetten en om terecht te brengen’, verwijzend naar Psalm 30 vers 6 zegt: ‘Want een ogenblik duurt Zijn toorn, een leven lang Zijn welbehagen.’ Is deze gedachtegang in overeenkomst met de Bijbel?
Hoeks reactie daarop is:
“Hierachter schuilt de visie van de hel als louteringsweg; een soort vagevuur dat na een poosje ophoudt.
Deze analyse van prof. Hoek slaat de plank mis omdat ik nooit heb beweerd dat de hel een louteringsweg of een soort vagevuur zou zijn. Ik geloof sowieso niet in ‘de hel’ omdat het een onschriftuurlijk begrip is. Wat ik geloof is dat bij “de grote witte troon” na de duizend jaren “de overige doden” zullen opstaan en daar zullen worden berecht (Openb.20). Degenen die daarna in “de poel van het vuur” zullen worden geworpen, sterven “de tweede dood”. Al deze processen zijn nodig om uiteindelijk de dood teniet te kunnen doen zodat God alles in allen zal worden (1Kor.15:22-28).
ook de duivel?
In dit universalistische denken komt het uiteindelijk met alle mensen goed. Ik vraag me bij aanhangers van deze visie af of dit ook geldt voor de duivel: wordt hij ook tijdelijk gestraft?
Inderdaad, de Schrift leert dat God de Redder is van alle mensen (1Tim.4:10) en ook dat Hij alle mensen zal rechtvaardigen (Rom.5:18) en levend zal maken zoals Christus de Eersteling (1Kor.15:22). Het reddingswerk van Christus is universeel en heel de mensheid omvattend.
De vraag van Hoek of ook de duivel slechts tijdelijk buitengesloten zal zijn, lijkt hier een afleidingsmanoeuvre. Bedoeld om de kracht van het argument vanuit Psalm 30:6 te ontwijken. Hoewel de vraag op zichzelf redelijk is. Mijn antwoord is: het principe dat Gods oordelen ten doel hebben om recht te zetten en terecht te brengen is van toepassing op al de werken van zijn handen. Inderdaad, het lot van de duivel, het beest en de valse profeet zal duren “tot in de aeonen van de aeonen”, maar dat is niet hetzelfde als eindeloos. Ook Christus’ heerschappij is niet eindeloos, ondanks dat deze eveneens duurt “tot in de aeonen van de aeonen” (vergl. Openb.11:15 en 1Kor.15:25). Er komt een moment dat alle schepselen, hemelsen, aardsen en onderaardsen, Jezus van harte zullen erkennen als Heer. Tot eer van God de Vader (Filp.2:9-11). Dan is de duivel geen duivel (=dooreenwerper) en satan (=tegenstander) geen satan meer. Dan wordt vervuld wat Jezus ooit tegen de duivel zei: je zult de Heer je God aanbidden en Hem dienen (Mat.4:10).
‘geloofsexpressie’?
Prof. Hoek doet nog een poging om de universele impact van Psalm 30:6 te kleineren tot een subjectieve geloofsexpressie.
Psalm 30:6 is niet één of andere dogmatische uitspraak over de hel. In deze Psalm spreekt een mens die dichtbij de dood is geweest en terugkijkt op een zware tijd. De psalmist vergelijkt moeilijke aardse omstandigheden met leven in het hemels licht. Een geloofsexpressie, zou je kunnen zeggen. In dat perspectief ‘duurt Zijn toorn een ogenblik’.
Uiteraard is Psalm 30:6 geen dogmatische uitspraak over de hel. Want de Schrift kent geen hel. Psalm 30:6 gaat over Gods toorn die buitengewoon heftig kan zijn, maar… in verhouding tot Zijn welbehagen zich verhoudt als een ogenblik tot een lang leven. Dat zijn de proporties en verhoudingen. Gods toorn staat in dit perspectief dan ook niet tegenover Gods welbehagen en liefde, maar vloeit er juist uit voort. Gods toorn dient om recht te zetten en terecht te brengen. Wie Gods toorn eindeloos maakt, neemt die toorn daarom niet serieus. Sterker nog: men maakt Gods toorn daarmee diabolisch. Want kwaad worden is Goddelijk, kwaad blijven daarentegen is duivels.
héél de Schrift geloven
Ten slotte merkt prof. Hoek nog op:
Met een beroep op deze psalmtekst kun je bovendien niet andere bijbelteksten, die duidelijk spreken over een eeuwig oordeel, buitenspel zetten”, aldus de theoloog.
Hoek keert hier de zaak om. Want het gaat niet aan om de ene groep teksten weg te strepen tegen de andere groep. Men zou heel de Schrift geloven. De Schrift spreekt van een eeuw-ig oordeel, d.w.z. een oordeel met betrekking tot één of meerdere eeuwen (aeonen). Net zo goed als dat de Schrift ook spreekt van universele redding, levendmaking, rechtvaardiging en verzoening. En wat blijkt? Beide typen Schriftplaatsen sluiten naadloos aaneen. God oordeelt en richt, juist om daardoor alles terecht te brengen en zó Zijn universele liefde te bewijzen!