GoedBericht.nl logo
English Blog

op zoek naar fouten in de Bijbel

06-08-2011 - Geplaatst door Andre Piet

Adrian Verbree wijdt de laatste maand zijn wekelijkse columns in het Nederlands Dagblad,  aan (naar zijn idee) fouten in de Bijbel. Hij haast zich daar als goed theoloog voortdurend bij te zeggen, dat deze fouten de geloofwaardigheid van de boodschap als zodanig, niet aantasten. In zijn eerste column schreef hij over het verdwaalde reukofferaltaar in Hebr.9:4. N.a.v. daarvan scheef ik een weblog, dat een paar dagen later door het ND als artikel werd gepubliceerd. Daarin betoogde ik dat Hebr.9:4 niet gaat over het reukofferaltaar maar over het “gouden wierookvat”. Verbree reageerde weliswaar in de krant, maar ging helaas aan de argumentatie voorbij. Vervolgens kwam Verbree met de beruchte ‘fout’ van Mat.27:9 op de proppen. In dat vers wordt door Matteüs (volgens Verbree ten onrechte) de profeet Jeremia geciteerd terwijl het om een aanhaling uit Zacharia zou gaan. Echter, ook deze ‘fout’ berust op onzorgvuldige lezing. Matteüs beweert namelijk niet dat de bewuste profetie door Jeremia geschreven zou zijn, maar dat deze door hem gesproken werd. Deze formulering in Matteüs laat open dat het later door Zacharia werd opgetekend.
Goed, dat was ‘fout’ nummer twee…

fout van Lucas…?
In de krant van vandaag (6 augustus) borduurt Verbree verder op een andere beruchte ‘fout’ in de Bijbel.

Een voorbeeld van niet te rijmen weergaven uit het boek Handelingen: Lucas vertelt dat als Jezus Paulus stilzet op de weg naar Damascus, zijn metgezellen wel een stem horen maar niemand zagen. In Handelingen 22 vertelt Paulus (via Lucas’ pen!) zelf aan de Joden over deze gebeurtenis en zegt dan onder andere: ‘De mannen die bij me waren, zagen wel het licht, maar hoorden niet de stem van hem die tot mij sprak.’
De twee versies van het verhaal staan hier haaks op elkaar. Een van beide is fout.

Laten we Verbree wederom narekenen. Dat in Hand.9:7 wordt gezegd dat de medereizigers niemand zagen terwijl Hand.22:9 meldt dat ze wel het licht zagen, is uiteraard geen tegenstrijdigheid. Lastiger ligt dit met het gegeven dat volgens Hand.9 de medereizigers wél de stem hoorden en in Hand.22 juist niet. Dat lijkt inderdaad moeilijk met elkaar te rijmen. In de Griekse grondtekst ligt echter een subtiel naamval-verschil tussen beide versies verscholen. In Handelingen 9 wordt namelijk gezegd dat medereizigers wél “van-de stem” hoorden terwijl Handelingen 22 zegt dat ze “de stem” niet hoorden. Dat is niet hetzelfde. Het komt hier op neer: de medereizigers hoorden wel het stemgeluid maar verstonden niet wát er gezegd werd. Mogelijk dat de medereizigers het Hebreeuws niet kenden waarin Saulus werd aangesproken (Hand.26:14). Enfin, dat was dus ‘fout’ nummer drie.

wie zoekt, die vindt
Verbree zal met bovengenoemde ‘harmonisatiepogingen’ zeker niet tevreden zijn. In zijn ogen bevat de Bijbel nu eenmaal onmiskenbare fouten. En ook hier geldt: wie zoekt, die vindt. Eventueel kan ik hem nog wel van dienst zijn van meer voorbeelden. Daarop reageren zoals ik dat in deze weblog doe, heeft voor wie eenmaal op een dergelijk spoor zit, weinig zin meer. Het werkt vermoedelijk zelfs contraproductief. Het weerleggen van zgn. fouten in de Bijbel is als het doodslaan van de spreekwoordelijke mug: er komen er tien op de begrafenis! Wie als schriftgeleerde in staat is, fouten in de Schrift aan te wijzen, meent kennelijk zelf op een niveau te staan dat uitreikt boven dat van de Schrijver van de Bijbel. Het is een effectieve manier om je van de Bijbel te ontdoen óf (maar dat is wezenlijk hetzelfde) er meerdere kanten mee op te kunnen…

inspiratie niet overdrijven…
Grappig vond ik het slot van de column van Verbree.

Ook lijkt het mij bizar Paulus’ verzoek aan Timoteüs zijn te Troas achtergelaten mantel en boeken, met name die van perkament, mee te brengen, te zien als een goddelijk woord voor de gemeente. Ik zal over zo’n tekst niet preken, gewoon omdat het geen preektekst is. De Bijbel is geïnspireerd, zeker, maar we moeten niet overdrijven.

Ik noem dit grappig, omdat ik nog niet zo lang geleden juist over dit Schriftgedeelte gesproken heb. In 2Timotheüs, Paulus’ testament, wordt Timotheüs gewezen op de Schriften waarmee hij als Jood van kindsbeen af vertrouwd was (2Tim.3:15). Paulus voegt daaraan toe, dat “alle Schrift van God is geïnspireerd” (:16) en noodzakelijk “om de mens van God tot alle goed werk volkomen toe te rusten” (:17). Daarmee doelde Paulus niet alleen op de Tenach maar vooral ook op de Griekse Bijbelgeschriften die in die generatie waren geschreven. Paulus’ zorg om het achtergelaten omhulsel (lees: de map) in Troas, de boeken (Gr. ta biblia!) en de perkamenten, laten zich in dat kader goed verstaan. Paulus beijverde zich in de laatste dagen van zijn leven, de bibliotheek van ‘het Nieuwe Testament’ te completeren!
Terwijl Adrian Verbree ons het slot van 2Timotheüs voorhoudt om de inspiratie van de Bijbel niet te overdrijven, toont uitgerekend dit gedeelte, Paulus’ buitensporige ijver voor diezelfde geïnspireerde Schriften.

Delen: