heeft God schuld?
14-02-2004 - Geplaatst door Andre PietOp het forum stond één dezer dagen het volgende te lezen (onder verwijzing naar “God in the Dock” van C.S. Lewis).
Het is zeer ironisch dat door de lieden die beweren dat God het Kwaad in de wereld heeft gebracht, telkens weer naar Rom 9 verwezen wordt. Men weigert aan te nemen dat God alleen Goed is, en zoekt naar bewijzen dat Hij het Kwaad in de wereld heeft geholpen. De redenering is dan: zie je wel de Pottenbakker maakt slechte potten. En dat klopt want ik zie overal om me heen slechte potten. En Hij heeft Farao slecht gemaakt, en Hij heeft Esau slecht gemaakt, en Hij heeft iedereen tot zondaar gemaakt. Voor dat laatste haalt men Rom 11:32 ten onrechte aan. God krijgt van alles de schuld. Terwijl juist het hele hoofdstuk hier over gaat dat de mens niets aan te merken kan hebben op God! Dit is de vraag: zal de mens God beoordelen, of God de mens? |
Wat hier gezegd wordt is niet slechts een karikatuur van hetgeen op de Goedbericht-site naar voren wordt gebracht, maar het is ook om een tweetal redenen volstrekt onjuist. Ten eerste geloof ik met heel m’n hart dat God louter goed is. En ten tweede verwerp ik resoluut het idee dat God schuld aan het kwaad in de wereld zou hebben. Ik zal beide zaken nader toelichten.
De Schrift leert dat God, juist omdat Hij goed is, het kwaad (onheil) heeft geschapen, omdat kennis van het goede (b.v. genade. ontferming, vergeving) slechts mogelijk is, tegen de achtergrond van de kennis van het kwade. Het kwaad heeft in de Schrift een decor-functie (het is de donkere display waarop Gods goedheid wordt geëtaleerd), en daarom ontvangt God de éér voor het feit dat Hij het kwaad in de wereld heeft gebracht. Hij schiep “de oude slang”, Hij plaatste de beruchte boom in het midden van de hof, Hij heeft alle mensen “onder de ongehoorzaamheid besloten”, Hij gaf aan Israël de wet “opdat de zonde zou toenemen”, etc. Dat waren uiteraard geen doelen op zichzelf, want dan zou Hij niet louter goed genoemd kunnen worden. Een God die het kwade schept, als doel in zichzelf, is een boosaardig God. Maar als Hij daarentegen het kwade schept met het oog op een goed dat uitsluitend gekend kan worden via een tijdelijk stadium van kwaad, dan demonstreert dit juist Zijn goedheid! Het is verwerpelijk wanneer iemand een ander met een mes verwondt. Maar als een chirurg met een mes wonden maakt, is dat zeer verdienstelijk of zelfs levensreddend! Een ander wonden toebrengen is een kwaad, maar wanneer het nodig is voor het bereiken van een goed doel, spreken we van een noodzakelijk kwaad. Wie een kind slaat, doet het kwaad aan, maar een vader die zijn kind slaat pleegt soms een noodzakelijk kwaad. Zo’n daad getuigt in dat geval van liefde. Je kunt zelfs aan iemands goedheid twijfelen, als deze niet bereid is zulk noodzakelijk kwaad te verrichten!
Wie zich blindstaart op het huidige kwaad in de wereld, zou tot de conclusie komen dat God óf niet goed, óf niet almachtig is. Maar wie op de hoogte is van Gods einddoel, kan er op vertrouwen dat al het kwaad in de wereld een noodzakelijk voorspel is van de openbaring van Gods ultieme goedheid.
Uit het bovenstaande vloeit ook voort dat God uiteraard geen schuld heeft aan het kwaad in de wereld. Om dezelfde reden als dat een chirurg ook geen schuld heeft aan het opensnijden van een patiënt. Zulk werk is juist zijn verdienste! Van schuld is sprake waar iemand faalt en zeker waar dit verwijtbaar (=te voorkomen) falen betreft. Als de zonde en het lijden in de wereld niet conform Gods planning zouden zijn, dan heeft God een misser (zonde) begaan. En als Hij dit van te voren kon weten, dan kan Hem dit falen ook uitdrukkelijk verweten worden. Met andere woorden: in dát geval zou God schuldig zijn aan het kwaad in de wereld! Het verwijt van C.S.Lewis in bovenstaand citaat, keert daarmee als een boemerang op hem terug. Alleen wanneer we aanvaarden dat God het kwade geschapen heeft (nota bene Zijn eigen plechtige mededeling!), met het oog op het leren kennen van het allergrootste goed, alleen dán behoeft Gods goedheid niet in twijfel te worden getrokken én kan Hem evenmin falen worden verweten.
“Want UIT Hem, DOOR Hem en TOT Hem zijn alle dingen.
Hem zij de heerlijkheid tot in de aionen!”
Romeinen 11:36