GoedBericht.nl logo
English Blog

geopende graftomben

16-04-2020 - Geplaatst door Andre Piet

Eén van de m.i. meest raadselachtige passages in het Nieuwe Testament zijn de verzen (52 en 53) in Matteüs 27 waarin wordt beschreven wat er gebeurde op het moment dat Jezus stierf. Hieronder de weergave van de NBG51 (vetgedrukt), inclusief de directe context:

50 Jezus riep wederom met luider stem en gaf de geest. 51 En zie, het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot beneden in tweeen, en de aarde beefde, en de rotsen scheurden, 52 en de graven gingen open en vele lichamen der ontslapen heiligen werden opgewekt. 53 En zij gingen uit de graven na zijn opstanding en kwamen in de heilige stad waar zij aan velen verschenen. 54 De hoofdman en zij, die met hem Jezus bewaakten, zagen de aardbeving en wat er plaats had en zij werden zeer bevreesd en zeiden: Waarlijk dit was een Zoon Gods.

vragen en nog eens vragen

De beschrijving van deze opstanding roept grote vragen op. Waarom wordt deze opstanding van velen, door geen van de andere evangelisten verhaald? Ook elders in het ‘Nieuwe Testament’ (NT) wordt nergens gerefereerd aan één van deze opgestane overledenen. En dat terwijl een opstanding en verschijning van vele anderen naast die van Jezus zelf, toch een grote impact moet hebben gehad. En wat is er met deze mensen nadien gebeurd? Zijn ze evenals het dochtertje van Jaïrus en Lazarus later alsnog gestorven? Of werden ze in onvergankelijkheid levend gemaakt? Maar in dat geval is Christus niet de eersteling. En schrijft Paulus niet dat ná Christus’ opwekking als eersteling, de eerstvolgende rangorde is “die van Christus zijn in zijn parousia” (1Kor.15:23)? Zo ja, waar moeten we deze opstanding dan plaatsen? En dan is daar nog de prangende vraag waarom deze ontslapen heiligen bij Jezus’ sterven werden opgewekt maar pas drie dagen later uit de graven gingen. Hebben zij soms drie dagen levend in de graven gelegen??

authentieke verzen

Al deze vragen nopen ons ertoe om nog eens heel goed naar deze passage te kijken. Dat deze verzen in het NT thuishoren kan moeilijk worden betwijfeld: alle grote handschriften bevatten deze passage. Er is dus geen enkele tekstkritische reden om vraagtekens te zetten bij de authenticiteit van dit gedeelte.

Maar als we zo hopeloos vastlopen in onze vragen over dit gedeelte, ligt het dan niet voor de hand dat we zaken over het hoofd zien? Deze verzen staan toch niet voor niets in de Schrift? Klopt de gangbare vertaling wel? Is er misschien een andere interpunctie mogelijk? Zijn alternatieve vertaalkeuzes goed overwogen? Kortom, is er een verantwoorde vertaling mogelijk waarin genoemde vragen en ongerijmdheden verdwijnen? Mijn antwoord daarop is: jazeker, en ik geef het de lezer graag ter overweging! Laat ik eerst de vertaling geven zoals ik deze voorsta (zie ISA-interlineair).

voorgestelde vertaling

51 …  en de aarde beefde en de rotsen werden gespleten, 52 en de graftomben werden geopend en vele lichamen van de ontslapen heiligen werden overeind gehaald 53 en kwamen uit de graftomben. Na zijn opwekking kwam men in de heilige stad en zij werden kenbaar gemaakt aan velen.

Hieronder de toelichting per zinsdeel.

splijtende rotsen en opengaande graftomben

51 … en de aarde beefde en de rotsen werden gespleten, 52 en de graftomben werden geopend …

Het opengaan van de graven staat niet op zichzelf; er is een logische samenhang met het voorgaande. Doordat de aarde beefde, spleten rotsen en werden graftombes geopend.

lichamen overeind

52 …en vele lichamen van de ontslapen heiligen werden overeind gehaald…

Let op dat hier niet wordt gesproken over ontslapen heiligen sec. maar over hun lichamen. De formulering suggereert dat het een louter fysiek gebeuren betreft. Ook de weergave ‘overeind gehaald’ is daarmee in lijn. Van het Griekse werkwoord ‘egeirô‘ dat hier wordt gebruikt, zegt de StudieBijbel het volgende (vetgedrukt van mij; AP):

Het werkwoord egeirō betekent ‘opwekken, doen opstaan, overeind halen’ en in mediale en passieve vormen ‘opgewekt worden, opstaan, overeind gehaald worden, overeind komen’. In het algemeen heeft egeirō te maken met een ‘overeind halen’ uit een lagere of laag-bij-de-grondse houding of toestand.

Het woord dat Matteüs gebruikt, wordt elders vaak gebruikt i.v.m. het opwekken van doden. Die associatie is onmiskenbaar (zie slot) maar de betekenis van het woord als zodanig is breder en in de context van Matteüs 27 past de vertaling ‘overeind halen’ uitstekend: graven braken open en lichamen kwamen overeind. De grafrust werd verstoord en lichamen werden bewogen.

53 en kwamen uit de graftomben…

Ook dit is een begrijpelijk gevolg van openbrekende graven. Lichamen werden bewogen en kwamen dien ten gevolge uit de geopende graftomben. Tot dusver is er niets in deze beschrijving dat ons noodzaakt te denken aan een opstanding van heiligen. Graven werden opengebroken terwijl lijken tevoorschijn kwamen.

na zijn opwekking

53 … Na zijn opwekking kwam men binnen in de heilige stad en zij werden kenbaar gemaakt aan velen

Vers 53 is een onderbreking. Tot dusver beschreef Matteüs wat er plaatsvond toen Jezus stierf en in vers 54 vervolgt hij deze beschrijving. In vers 53 merkt Matteüs daarentegen op wat er plaats vond na de opwekking van Jezus, drie dagen later. Zo’n vooruitwijzing noemt men in film en literatuur een flashforward.

In de gangbare vertalingen worden de woorden “na zijn opwekking” betrokken op het komen uit de graftomben van de lichamen van ontslapen heiligen. Dat levert echter de ongerijmde constructie op dat de graven zouden zijn opengebroken terwijl drie dagen later pas de lichamen er uit zouden zijn gekomen.

Zoals vers 52 vermeldt wat er plaatsvond bij het sterven van Jezus (nl. opengebroken graftomben en lichamen van heiligen die daaruit kwamen), zo vermeldt vers 53 wanneer en hoe deze ontstane situatie werd opgemerkt. Gedurende de dagen dat Jezus dood was gold de sabbatregel en werd er niet gereisd. Vanaf de dag van Christus’ opstanding echter reisde men weer naar Jeruzalem en passeerde men de opengebroken graftomben met de lichamen die daarbuiten lagen. En velen hebben dat opgemerkt.

Zij die in de heilige stad binnenkwamen, verwijst in deze lezing dus niet naar de lichamen van de ontslapen heiligen maar naar de velen aan wie dit kenbaar werd gemaakt. Merk op dat de zin in vers 53 twee werkwoorden bevat die beiden in de 3e persoon meervoud staan: ‘binnenkomen’ (Gr. eiserchomai) en ‘kenbaar maken’ (Gr. emphanizo). Het eerste werkwoord verwijst naar de reizigers die op weg waren naar de stad, het tweede werkwoord naar de lichamen van de heiligen. ‘Binnenkomen’ staat in een actieve werkwoordsvorm terwijl ‘kenbaar maken’ in een passieve werkwoordsvorm wordt gebruikt. De stad binnenkomen is een activiteit maar lichamen die buiten de graven liggen en kunnen worden gezien, is passief. Zij “verschenen” ook niet (actief) zoals de meeste vertalingen zeggen, maar ze werden kenbaar gemaakt.

de clou van Matteüs’ mededeling

In de uitleg die ik hier naar voren breng is in het geheel geen sprake van opwekking van ontslapen heiligen. Daarmee verdwijnen in één keer alle bovengenoemde gecompliceerde vragen. Wat wordt belicht in Matteüs 27:53, is het contrast tussen wat er gebeurde bij Jezus’ sterven enerzijds en bij zijn opwekking anderzijds. Bij Jezus’ sterven was er een aardbeving en gingen graftomben open maar enkel lichamen van heiligen kwamen overeind. Een schokkende gebeurtenis, letterlijk en figuurlijk, maar geen leven. Dat moest wachten toen drie dagen later wederom een aardbeving plaatsvond en slechts één graftombe werd geopend (Mat.28:2) en één heilige, als Eersteling werd opgewekt uit de doden!

Delen: