de ijdelheid van theologiseren
26-05-1998 - Geplaatst door Andre Pietsamenvatting van een studie gehouden eind jaren ’90 (?) in Katwijk a/d Rijn
Onder theologie verstaat het woordenboek (Prisma): ‘godgeleerdheid; wetenschappelijke bezinning op het geloof’. Bij het werkwoord ’theologiseren’ vinden we: ‘over theologische onderwerpen redeneren’.
Men kan een ‘godgeleerde‘ worden door aan een universiteit of hogeschool een studie theologie te volgen. Men kan zelfs hoogleraar theologie zijn zonder zelfs maar te geloven in Gods bestaan! Waarmee maar gezegd wil zijn dat ‘geloof’ en ’theologie’ twee totaal verschillende zaken zijn.
Het eerste geregistreerde gesprek in de Bijbel treffen we aan in Genesis 3. In dit gesprek wordt over geloofszaken geredeneerd en dus is het (volgens de definitie van het woordenboek) een theologisch gesprek.
De loop van het gesprek in Genesis 3 mag wel heel typerend heten voor theologiseren. Eerst wordt verwarring gezaaid door een vraagteken te plaatsen bij een overduidelijke uitspraak van God (vers 1). De vrouw onderkent het gevaar niet en citeert vervolgens Gods statement niet correct: zij voegt iets toe aan Gods woorden (“noch die aanraken”; vers 3). Dan slaat de slang toe: hij spreekt God regelrecht tegen en vanwege de redeneringen capituleert de vrouw voor de misleiding van de slang (vers 4-6).
Nadat Jezus geconfronteerd was met massieve afwijzing in Kapernaüm en omstreken, lezen we dat Hij God dankt dat Die Zijn Woord verbergt voor wijzen en verstandigen (!) maar aan kinderen juist openbaart.
Het verschil tussen een ‘wijze en verstandige’ en een ‘kind’? De eerste categorie ‘weet’ veel, de tweede categorie weet nog zo goed als niets, is ‘blanco’. Maar kinderen mogen dan ‘onbeschreven’ zijn, ze willen gewoonlijk wel alles weten. Ze zijn nieuwsgierig. Bij wijzen en verstandigen zit dat, wat met méént te weten gewoonlijk in de weg. Wanneer we willen dat God Zijn Woord aan ons openbaart dienen we open-minded en belangstellend te zijn in wat Hij te melden heeft.
Matteüs 11:25
God spreekt bij monde van Jesaja dat, omdat het volk Israël zich met haar hart verre houdt van Hem en hun ontzag een aangeleerd gebod is van mensen, Hij de wijsheid en het verstand van “dit volk” zal tenietdoen. Het jodendom heeft de reputatie een enorme hoeveelheid wijsheid en verstand te herbergen. Toch worden haar geleerde leidslieden als “blind” aangemerkt.
Jesaja 29:9-14
De “wijsheid der wereld” waar Paulus over spreekt in 1Korinthe 1 blijkt niet slechts betrekking te hebben op de filosofie van de Grieken maar óók (blijkens het citeren van Jesaja 29:14) op de geleerdheid van de Joden. Deze wijsheid wordt door God aangemerkt als “dwaasheid”.
1Korinthe 1:19,20
God zond Zijn Zoon niet naar Athene, het intellectuele centrum van die dagen. Nee, Hij werd gezonden naar Jeruzalem, de plaats waar de godsdienstige orthodoxie gevestigd was. En juist dáár werd Hij buiten geworpen.
Hebreeën 13:12,13
Paulus was een theologisch buitengewoon onderlegd man. Hij had aan de voeten van Gamaliel gezeten en had het in het Jodendom verder gebracht dan de meeste van zijn tijdgenoten. Ondanks deze achtergrond zag Paulus er uitdrukkelijk van af om “met schittering van woorden of wijsheid” het getuigenis van God te brengen.
Handelingen 22:3; Galaten 1:14; 1Korinthe 2:1
Het woord ‘prediking’ heeft in onze oren een dominees-klank. Preken vindt plaats op kansels. Het Griekse woord echter (kerugma) duidt op ‘herauten’, ‘afroepen’ en ‘proclameren’. ‘Kerugma’ is het naar buiten brengen van een bericht.
1Korinthe 2:4
Probeer het Woord niet attractief te maken of te verdedigen. Vertel het duidelijk, zoals het “er staat geschreven”. Niet minder maar vooral ook niet meer.
Theologiseren is redeneren. Dat is gewoonlijk onnodig en zelfs fataal in zaken van geloof. Niet dommen maar juist intellectuelen staan in de voortdurende verleiding om zich daar mee in te laten. Echter, “de Here weet, dat de redeneringen van de wijzen ijdel zijn”.
1Korinthe 3:20
Door redeneren komt men uit “boven hetgeen geschreven staat“. Men zou inderdaad kunnen stellen dat theologiseren verder brengt… maar dan wel bij de Schrift vandaan. Het is een ingebouwd mechanisme in de theologie (met name in de dogmatiek) dat men steeds verder verwijderd raakt van de uitspraken van de Schrift.
1Korinthe 4:6
In de theologie heeft Schriftonderzoek slechts een ondergeschikte plaats. Het gaat er vooral om wat theoloog X er over gezegd heeft. Of wat theoloog Y n.a.v. theoloog X daarover beweerd heeft. Of wat theoloog Z als gevolg van de beweringen van theoloog Y heeft geconcludeerd.
De orthodoxe theologie is vol van termen en uitdrukkingen die getuigen van menselijke wijsheid. Via (soms eeuwenlang) redeneren komt men tot termen die de Schrift niet kent maar wel uitdrukking zouden geven aan wat de Bijbel bedoelt… Een ijdel streven: we hoeven slechts de Schriften te geloven en na te spreken.
Het woord voor ‘belijden’ in het Nieuwe Testament is ‘omo logeo’ dat letterlijk ‘hetzelfde zeggen’ betekent. Goed belijden is geen creatieve bezigheid, integendeel, het is slechts naspreken. Alle (sleutel)woorden en frasen die niet behoren tot het Bijbels vocabulaire, zouden we schrappen uit onze ‘belijdenis’.
Hieronder een (verre van complete) lijst van uitdrukkingen die een belangrijke plaats innemen in de theologie maar die moeten worden aangemerkt als “woorden van menselijke wijsheid”.
Let op! het gaat er in dit verband niet om of de achterliggende leringen al of niet Bijbels zouden zijn – het gaat om de niet-Bijbelse terminologie zelf.
- Drieëenheid;
- één Wezen, drie Personen;
- God de Zoon;
- godheid van Christus;
- moeder Gods;
- onsterfelijke ziel;
- wederopstanding des vleses;
- erfzonde;
- verdorvenheid van de menselijke natuur;
- particuliere verzoening;
- genadeverbond, werkverbond;
- plaatsvervangend sterven;
- verzoening door voldoening;
- Koning der Kerk;
- etc.