Is Jezus God?
09-10-2010 - Geplaatst door Andre PietIn het Nederlands Dagblad stond vandaag een artikel onder de titel ‘waarom Jezus God is’, geschreven door Dick Schinkelshoek. Hij voert daarin een pleidooi voor de geloofsbelijdenis van Nicea. De aanleiding vormt de publicatie ‘Engel naast God’ van ds. André Troost, waarin deze vraagtekens plaatst bij ‘Nicea’. Deze weblog is geen verdediging van de positie van Troost (ik heb zijn boek niet gelezen), maar ik wil graag een paar beweringen die Schinkelshoek in dit artikel doet, nader onder de loep nemen.
Toch houdt de kerk al eeuwen vast aan de overtuiging dat Christus, in de woorden van de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel (381), ,,een van wezen is met de Vader’’.
Daar heeft ze goede redenen voor, hoe moeilijk soms ook de christelijke opvattingen over de Tweede Persoon van het Goddelijk Wezen, waarlijk God en waarlijk mens, zijn uit te leggen.
Zie hier de grote afwijking: de kerk houdt vast aan woorden die ze zelf bedacht heeft. Waar lezen we in de Schrift dat de Zoon “één van wezen is met de Vader”? “Ik en de Vader zijn één”, dat lezen we in Johannes. En ook: “de Vader is meer dan Ik”. Maar “één van wezen”?? En waar spreekt de Schrift van “de Tweede Persoon van het Goddelijk Wezen”? Lezen we in verband met God en Christus ooit over ‘persoon’ en ‘wezen’, laat staan over het veronderstelde verschil tussen beide begrippen? Of waar lezen we over “waarlijk God en waarlijk mens”? Of over “één Wezen, drie Personen” en “Drieëenheid”? Allemaal zeer vernuftig gevonden terminologie… maar daarmee is tevens haar fatale zwakte blootgelegd. Kennelijk waren de woorden van de Schrift voor de kerk niet voldoende, zodat ze genoodzaakt was zélf deze formuleringen te bedenken.
Hoeveel manieren er in de loop van de kerkgeschiedenis ook zijn bedacht om over Jezus te spreken, volgens Wisse zijn ze altijd herleid tot twee uitersten: ,,Christus is helemaal God, of Hij is het helemaal niet.’’
Met deze voorstelling van zaken wordt een probleem gecreëerd, dat volstrekt vreemd is aan de Schrift. Paulus leert aangaande “de Zoon van Gods liefde” dat Hij het “Beeld van de onzichtbare God” (Kol.1:15) is.
Is wat u hierboven ziet, Rembrandt? Antwoord: ja, met dien verstande dat het beeldspaak is. Het plaatje is niet letterlijk Rembrandt maar een beeld van Rembrandt (in dit geval: een beeld van een beeld). Iedereen begrijpt dat.
Het is niet moeilijk om vele Schriftplaatsen te noemen waarin de Zoon van God geïdentificeerd wordt met God. Het is evenmin moeilijk om een grote hoeveelheid teksten op te sommen waarin Jezus uitdrukkelijk onderscheiden wordt van God. Men kan hier een enorm theologisch probleem van maken, maar waarom zouden we als de Schrift zélf aangeeft dat we hier te maken hebben met beeldspraak (“het BEELD van de onzichtbare God”)?
Jezus is niet geschapen zoals de engelen, luidt sindsdien de welomschreven kerkelijke belijdenis, hij is ‘gegenereerd’ – voortgekomen – uit de Vader. Het verschil is dat scheppen een vrije keuze veronderstelt (God had de wereld ook niet kunnen scheppen), terwijl genereren noodzakelijk is: God is niet denkbaar zonder Jezus Christus.
Inderdaad, de Zoon is “gegenereerd”. Een Bijbelse term! Dit woord is direct ontleend aan Kolosse 1:16, “de Eerstgeborene van elk schepsel”. Eerstgeborene betekent letterlijk: eerst voortgebracht of eerst gegenereerd (prototokos). Tot zover akkoord. Maar zegt ‘Nicea’ vervolgens: niet geschapen. Daarmee ontkent ze echter het tweede deel van dezelfde uitdrukking “Eerstgeborene van elk schepsel“. Als de Zoon “Eerstgeborene van elk schepsel” is, wordt Hij gerekend tot de schepselen. “De eerste van de maanden” is een maand. “De eerste van de geboden” is een gebod. “De Eerstgeborene van elk schepsel” moet een schepsel zijn, anders zou Hij niet de eerste van hen kunnen zijn.
Juist omdat ze monotheïstisch wil zijn, benadrukt de kerk de goddelijkheid van Christus, stelt Wisse. Dat lijkt tegenstrijdig. ,,Wat is het alternatief? Als Christus geen God is, maar ook niet slechts mens, wordt Hij een soort tussenfiguur, een hoge engel. Juist die visie is de eerste stap naar de verering van meerdere goden. Daartegenin heeft de kerk altijd gezegd: er is maar één God, die wij kunnen kennen en door Wie wij gered worden.’’
“Niet slechts mens” of “een soort tussenfiguur”…. wat een verwarring! Paulus schrijft in 1Timotheüs 2:6
Want er is ÉÉN GOD én ÉÉN MIDDELAAR van God en mensen, [de] mens Christus Jezus.
De unieke heerlijkheid van Christus Jezus is niet dat Hij de ene God is maar de ene Middelaar. De mens komt tot God, door Christus Jezus. En God komt tot de mens, door Christus Jezus. Christus Jezus is de volmaakte uitbeelding van de onzichtbare God en “de afstraling van Zijn heerlijkheid” (Hebr.1:3). Wie Hem gezien heeft, heeft de Vader gezien (Johannes 14:9).
Niemand heeft ooit God gezien, de eniggeboren Zoon die aan de boezem van de Vader is, die heeft Hem doen kennen.
Johannes 1:18
Schinkelshoek concludeert:
Schipperend tussen de uitersten van de aanbidding van drie goden en de verering van één God met drie gezichten, koos de kerk voor de formulering dat God in wezen één is en drie in personen – Vader, Zoon en Geest – en dat Christus waarachtig, helemaal God is en waarachtig, helemaal mens.
Ondoorzichtige en moeilijk uit te leggen thema’s. Anderzijds: probeer het maar eens preciezer te zeggen.
De kerk koos voor het opstellen van ondoorzichtige en moeilijk (lees: onmogelijk) uit te leggen formuleringen. Met als afschuwelijke sanctie, dat ieder die zich hier niet aan conformeert niet gered kan worden. Het is deze doctrine die de belangrijkste van alle christelijke belijdenissen is geworden. “Probeer het maar eens precieser te zeggen”, daagt Schinkelshoek uit. Wel, dat is heel simpel: niet door te theologiseren maar door gelovig de Schrift na te spreken en uitsluitend de woorden te gebruiken die zij zelf aanreikt. Dat lost niet slechts problemen op – het voorkomt ze!
… voor ons nochtans is er maar ÉÉN GOD, DE VADER, UIT wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn, en ÉÉN HEER, Jezus Christus, DOOR wie alle dingen zijn, en wij door Hem.
1Korinthe 8:4