“mijn Heer en mijn God!”
01-04-2015 - Geplaatst door Andre PietAls Jezus een week na zijn opstanding aan Tomas verschijnt, dan is al zijn voorafgaande scepsis in één keer verdwenen. Zijn onmiddellijke reactie luidt:
Tomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Heer en mijn God!
-Johannes 20:28-
Hoe kon Tomas zoiets tegen Jezus zeggen? Is niet God de Vader “de enige waarachtige God”?
Dit nu is het eeuw-ige leven,
dat zij U (=de Vader) kennen,
de enige waarachtige God,
en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.
-Johannes 17:3-
We kunnen dit alleen begrijpen tegen de achtergrond van wat Jezus zijn discipelen had onderwezen. In Johannes 12:45 zegt Jezus:
… wie Mij aanschouwt, aanschouwt Hem,
die Mij gezonden heeft.
Ditzelfde idee van identificatie vinden we in Johannes 14 waar een conversatie staat opgetekend tussen Tomas (!) en Jezus.
5 Tomas zeide tot Hem: Here, wij weten niet, waar Gij heengaat;
hoe weten wij dan de weg?
6 Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg
en de waarheid en het leven;
niemand komt tot de Vader dan door Mij.
7 Indien gij Mij kende, zoudt gij ook mijn Vader gekend hebben.
Van nu aan kent gij Hem en hebt gij Hem gezien.
Door Jezus te zien, zag men de Vader. Hoe anders, want niemand heeft ooit God gezien.
Niemand heeft ooit God gezien;
de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is,
die heeft Hem doen kennen.
-Johannes 1:18-
Wie Jezus ziet, ziet de God die Hem gezonden heeft. De formulering in het origineel van Johannes 20:28 bevestigt ook dat Tomas refereert aan twee personen. Zou er gestaan hebben: “mijn Heer en God”, dan zouden Heer en God kunnen verwijzen naar één persoon. Maar vanuit het origineel staat er (woord-voor woord weergegeven): “de Heer van-mij en de God van-mij” en dat is een aanwijzing dat Heer en God verwijzen naar twee personen.
Dus in het licht van het voorafgaande onderwijs in het Johannes-evangelie zegt Tomas:
Mijn Heer (= “wie Mij aanschouwt”)
en mijn God (= “aanschouwt Hem, die Mij gezonden heeft”).
Reageer op Facebook