GoedBericht.nl logo
English Blog

chronologie 18: één dag is als…

30-03-2016 - Geplaatst door Andre Piet

De generatie van de apostelen leefde sterk in de nabij-verwachting van het komende Koninkrijk. Hun generatie zou daarvan getuige zijn. Onder hen leefde sterk de gedachte dat de apostel Johannes nog zou leven bij de komst van de Heer (Joh.21:23). Zo predikte Petrus als woordvoerder van de twaalf aan Israël dat zij zich zouden bekeren waarna de Messias tot hen zou terugkeren (Hand.3:19-21). Denk ook aan de spannende vraag aan het begin van het boek Handelingen of het koninkrijk van Israël in hun dagen hersteld zou worden (1:6)? Het antwoord van de Heer was ontwijkend… geen ja en geen nee. Want het kwam hen op dat moment niet toe te weten.

Als Petrus aan het einde van zijn leven (2Petr.1:14) zijn tweede brief schrijft, als een geestelijk testament, dan blikt hij vooruit. Hij wijst de achterblijvers op de profetische geschriften die de apostelen als ooggetuigen zouden achterlaten (1:15). Daar zouden ze het mee moeten doen als een lamp die schijnt in een duistere plaats (1:19).

In hoofdstuk 2 wijst Petrus als “apostel van de besnijdenis” op de dramatische ontwikkelingen “onder het volk” (2:1), daarbij doelend op de Joodse opstand die vooraf ging aan de val van Jeruzalem in het het jaar 70 AD.

In hoofdstuk 3 voorzegt Petrus dat er spotters zouden komen, die de draak zouden steken met de nabije terugkeer van de Heer. Die spotters zouden er op wijzen dat sedert de vaderen (= de generatie van de apostelen) ontslapen waren, alles bij het oude is gebleven. Maar dan schrijft hij in 3:8 het volgende:

Doch dit ene mag jullie niet ontgaan, geliefden,
dat één dag bij de Here is als duizend jaar
en duizend jaar als één dag.

De wijze waarop Petrus zijn statement maakt, onderstreept het grote belang ervan. Door de nadruk waarmee hij het inleidt “dit ene mag u niet ontgaan…” maar ook door de inhoud te herhalen (“één dag als duizend jaar en duizend jaar als één dag”). Meestal wordt Petrus opmerking opgevat in de trant van: voor de Heer bestaat er geen tijd. Maar waarom zou men een nauwkeurig herhaalde termijn afdoen als tijdloos en daarmee ook als betekenisloos? Waarom zou Petrus twee keer spreken over “één dag” en twee keer over “duizend jaar”? Dat spreekt te meer als we de woorden van Hosea herinneren, die profeteerde dat de Heer “na twee dagen” en dus “ten derde dage” zou terugkeren. Deze formulering is cryptisch zolang ons ontgaat wat voor de Heer één dag is. Maar nu Petrus aan het einde van zijn leven dit met nadruk verklaart, is dit raadsel in één keer volkomen opgehelderd! De Heer zal terugkeren na twee keer duizend jaar, terwijl dat voor Hem als slechts twee dagen waren!

De komst van de Heer was in Petrus’ dagen nabij. Dat is onveranderd gebleven. Maar wat Petrus en de andere apostelen aanvankelijk ontgingen (en toen ook nog niet móchten weten! Hand.1:7), is dat de Heer daarbij denkt in termen van (twee) millennia. De Héér heeft niets uitgesteld, Hij vertraagt de belofte niet, maar hij demonstreert met dit uitblijven van zijn komst, zijn lankmoedigheid (=geduld).

De Here talmt niet met de belofte,
al zijn er, die aan talmen denken,
maar Hij is lankmoedig jegens jullie…
-2Petrus 3:9-

Voor het werkelijke verstaan van deze lankmoedigheid moeten we volgens Petrus bij de apostel Paulus wezen. Maar daarover een volgende keer meer.

Reageer op Facebook

Delen: