de eunuch uit Ethiopië
18-08-2011 - Geplaatst door Andre PietVan bezoekers van GoedBericht.nl ontving ik de volgende vraag:
Beste André,
Wij zitten met een vraag. Wij kunnen de logica van Handelingen 8 en 10 niet vinden.
In Handelingen 8 gaat Fillipus naar een Moorman en na enige uitleg van Jesaja 53, die de Moorman leest (vreemd, heeft een Thora rol?? kan Hebreeuws lezen?) wordt hij gedoopt, in water, omdat hij gelooft dat Jezus de zoon van God is.
Niets bekeren, belijdenis etc. Terwijl Petrus zich in Handelingen 11 moet verdedigen, tegenover de Joden, hoe hij het in zijn hoofd haalde, om naar een heiden toe te gaan Cornelius, en hem dan ook nog te dopen.Ik hoop dat onze vraag duidelijk is en als hij al eens eerder gesteld is sorry voor de overlast, maar kunnen er geen bevredigend antwoord op vinden.
Bij voorbaat dank voor de moeite.
Groet,
…
Deze vraag is me al vaker voorgelegd, maar tot dusver nog niet aan de orde gesteld op de GoedBericht-site.
Het loutere feit dat vóór Handelingen 10 (het verhaal van Cornelius) geen discipel het in zijn hoofd zou halen om zelfs maar naar een “vreemdeling binnen de poorten” te gaan, geeft al aan dat in de geschiedenis van Handelingen 8 moeilijk sprake kan zijn van de bekering en doop van een heiden.
geen heiden
Filippus zou zich voegen op de wagen van de hoge politieke functionaris die een ‘kamerling’ was. In het Grieks staat er: een eunuch, dat is een om politieke redenen gecastreerde man. Deze man was in Jeruzalem geweest om te aanbidden (8:27) en las op de terugweg uit de boekrol van Jesaja (8:28). Dat de man de boekrol in het Hebreeuws zou hebben gelezen, is niet gezegd. Vermoedelijk niet, want de tekst die uit Jesaja aangehaald wordt, is rechtstreeks ontleend aan de Septuagint (LXX), dat is de Griekse vertaling van het ‘Oude Testament’. Uit de beschrijving in Handelingen 8 kunnen we niet anders opmaken dan dat de Ethiopiër óf een buitenlandse Jood (Falasha?) is geweest óf een Jodengenoot (een proseliet). En dat verklaart waarom Filippus moeiteloos op deze man afstapt om hem het Evangelie te vertellen.
latere toevoeging
De vreemde woorden van vers 37 waar in de mail naar verwezen wordt, betreffen overduidelijk een latere toevoeging en zijn niet opgetekend door Lucas. Het gaat om deze woorden:
En hij zeide: Indien gij van ganser harte gelooft, is het geoorloofd. En hij antwoordde en zeide: Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is.
In de oudste, grote drie manuscripten van het ‘Nieuwe Testament’ (Alexandrinus, Vaticanus en Sinaïticus) ontbreekt vers 37. Daarom geven de meeste vertalingen óf de tekst niet weer óf plaatsen haar tussen vierkante haken. De kerkelijke dooppraktijk met een voorafgaande examinering, heeft men kennelijk willen rechtvaardigen door deze tekst later aan het origineel toe te voegen.