twee lastige verzen in Galaten 2
01-06-2017 - Geplaatst door Andre PietZondag j.l (28 mei 2017) sprak ik in Zoetermeer over de laatste verzen in Galaten 2. Paulus geeft daar antwoord aan Petrus die in Antiochië aanvankelijk met niet-Joden samen at maar zich vervolgens onttrok uit vrees voor Joden die uit Jeruzalem waren gekomen. Paulus stelde Petrus’ gedrag openlijk als huichelarij aan de kaak. Want ook Petrus wist dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van wet maar door geloof van Jezus Christus:
16 … waargenomen hebbend dat een mens
niet gerechtvaardigd wordt vanuit werken van wet,
behalve door geloof van Jezus Christus.
Ook wij geloofden in Christus Jezus
om gerechtvaardigd te worden vanuit geloof van Christus
en niet vanuit werken van wet,
want vanuit werken van wet
zal geen vlees gerechtvaardigd worden.
In mijn toespraak ging ik slechts summier in op vers 17 en 18 en merkte daarbij op dat deze verzen misschien wel de moeilijkste zijn van de hele Galaten-brief. Wellicht goed om in deze blog dat nog wat nader toe te lichten. Hieronder een tamelijk letterlijke weergave van deze verzen:
17 Maar indien wij zoeken gerechtvaardigd te worden in Christus,
ook zelf zondaars werden bevonden,
is Christus dan een bedienaar van zonde?
Moge dat niet zo worden!
18 Want indien ik de dingen weer opbouw wat ik sloopte,
beveel ik mijzelf aan als overtreder.
Wat is hier de gedachtegang?
We moeten bedenken dat Paulus het hier heeft over “wij Joden” (:15). Wij Joden namelijk, die in Christus zoeken gerechtvaardigd te worden. Zulke Joden worden bevonden zondaars te zijn, althans… dat was de opvatting van de dwaalleraren die in Galatïë voet aan de grond hadden gekregen. Volgens hen betekende rechtvaardiging in Christus een vrijbrief voor zonde. Immers, de werken van de wet werden daarmee gepasseerd. Maar, zo betoogt Paulus, wanneer rechtvaardiging in Christus in de praktijk ons tot zondaars zou maken, dan zeg je daarmee dat Christus in dienst van de zonde staat. Uiteraard kan dat nooit het geval zijn.
In vers 18 gaat Paulus van de wij-vorm over op de ik-vorm. Hij maakt het persoonlijk door in de schoenen van Petrus te gaan staan. Petrus, die door zich te onttrekken aan zijn niet-Joodse broeders in Antiochië, de scheidsmuur weer opbouwde die hij eerder had afgebroken. Maar door zich opnieuw op de bodem van de wet te stellen, beveelt hij zich daarmee aan als overtreder. Immers, wie zich onder de wet stelt, wordt noodzakelijk ook een overtreder (Gal.3:19)
De consequentie van Petrus’ huichelachtige gedrag maar ook van de leer die in Galatië ingang had gevonden, is dat de boodschap van de rechtvaardiging in Christus een lege frase wordt. Die boodschap wil zeggen dat men met Christus is vereenzelvigd en dat men zowel door als voor de wet is gestorven. Het ‘ik’ telt niet meer, het is het leven van de opgewekte Christus die ons bestaan inhoud geeft. Dat is geen armzalig pogen om rechtvaardig te worden, integendeel, men is rechtvaardig op voorhand. Het is dan ook niet meer ‘ik’ en mijn proberen maar “Christus leeft in mij”!
19 Want ik stierf door [de] wet, voor [de] wet
opdat ik voor God zou leven,
20 Met Christus ben ik meegekruisigd,
maar ik leef, [dat is] niet meer ik, maar Christus leeft in mij.
Wat ik nu echter leef in [het] vlees,
leef ik in geloof, in dat van de Zoon van God
die mij liefheeft en zichzelf overgeeft voor mij.