Titus 3:4 – maar toen…
18-07-2023 - Geplaatst door Andre PietMaar toen de vriendelijkheid en de filantropie van onze Redder God verscheen…
In zeer donkere tinten schilderde Paulus in het voorgaande vers de morele toestand van de mensheid. Dit om het grote contrast van het “maar toen!” van vers 4 te laten uitkomen. Het is tegen een gitzwarte achtergrond dat “de vriendelijkheid en filantropie van onze Redder God verscheen”. De toestand waarin de mensheid verkeerde leek verloren en hopeloos, maar juist dat geeft de ommekeer vanaf vers 4 des te meer glans. Vers 4 vertelt wanneer die ommekeer plaatsvond (“toen”) en vers 5 vertelt hoe dat ging (“naar Zijn ontferming”).
Tegenover het “elkaar hatende” van de mensheid (:3) staat “de vriendelijkheid… van onze Redder God”. Of zoals oudere vertalingen zeggen: de goedertierenheid. Het wordt in één adem genoemd met een woord dat wij kennen als filantropie. Letterlijk betekent dat ‘genegenheid voor mensen’. Het verklaart waarom onze God Redder is: Hij houdt van de mensheid. Niet vanwege hun gezindheid en daden maar ondanks dat. Gods hart klopt voor de kroon op Zijn schepping: de mens.
De vriendelijkheid en menslievendheid van God zijn geen abstracties. Het verscheen. De wereld nagelde Gods Zoon aan het hout maar God wekte Hem op om aan diezelfde wereld het Leven te geven. Gods filantropie kent geen grenzen!