1Timotheüs 5:22 – handoplegging als Joods gebruik
25-04-2024 - Geplaatst door Andre PietLeg niemand vlug de handen op. Heb ook geen deel aan zonden van anderen, bewaar jezelf zuiver.
Wanneer we nadenken over de betekenis van handoplegging dienen we ook te bedenken dat het om een bekend Joods gebruik ging. In Hebreeën 6 worden de lezers herinnerd aan het fundament van onderwijs dat zij reeds kenden vanuit hun Joodse achtergrond. De schrijver wijst o.a. op waarheden als bekering, geloof in God, dodenopstanding en eeuw-ig (aeonisch) oordeel, maar ook “op een leer van dopen en van oplegging van handen” (Hebr.6:2). Joden waren vanuit de Tenach (ons ‘Oude Testament’) vertrouwd met “een leer van dopen” dat wil zeggen: met rituele reinigingen in tal van omstandigheden. Vandaar dat synagogen van oudsher vaak voorzien zijn van een bad waar men zich kan dopen (mikwah).
Maar behalve dat de Hebreeën vertrouwd waren met een “leer van dopen”, kenden ze dus ook een “leer van oplegging van handen”. Met name in verband met de offerdienst is daarvan vaak sprake (Lev.1:4; 3:2,8,13, enz.). Door handoplegging maakte de offeraar zich één met het offerdier. Maar ook bij andere gelegenheden werden de Israëlieten opgedragen de handen op te leggen (Num.8:10). Vanuit die achtergrond begrijpen we hoe zowel Paulus als Timotheüs vertrouwd waren met dit gebruik (4:14). Niets nieuws en zeker ook geen wet.