12. door Wie Hij ook de aeonen maakt; Hebreeën 1:2
Op [het] laatst van deze dagen, spreekt Hij tot ons in [de] zoon, die Hij heeft gesteld tot een lotbezitter van alle dingen, door wie Hij ook de aeonen maakt…
-Hebreeën 1:12-
De gangbare vertalingen lezen bij het slot van bovenstaand vers: door Wie Hij ook de wereld gemaakt heeft. Zou deze vertaling correct zijn, dan zou de inhoud ervan weinig verschillen met wat we al eerder zagen, namelijk dat God door zijn woord (dat later vlees werd) de wereld heeft gemaakt.
Maar ook hier gaan de bekende vertalingen nogal mank.
- Hier is geen sprake van ‘de wereld’ (Gr. kosmos) enkelvoud maar van ‘de aeonen’. Dus een ander woord en bovendien meervoud.
- Niet het werkwoord ‘scheppen’ wordt hier gebezigd, maar ‘maken’.
- Ten slotte stellen we vast dat ‘maken’ niet in de voltooid tegenwoordige tijd wordt gebruikt (>gemaakt heeft) en trouwens ook niet als tegenwoordige tijd (>aan het maken is). In het Grieks wordt hier een ‘aoristus’ gebezigd, dat is een werkwoordsvorm dat letterlijk ‘zonder horizon’ betekent zodat uit de werkwoordsvorm zelf geen tijd kan worden opgemaakt. We lezen dus in Hebreeën 1:2 dat God door de Zoon “de aeonen maakt” (ongeacht wanneer). Slechts het feit wordt gesteld. Omdat het verband en het navolgende wijst op de komende tijdperken waarin de Zoon zal heersen (1:8; 2:5), is de gedachte hier dat God door de Zoon de toekomende aeonen maakt, d.w.z. vorm zal geven en zal beheersen. Hij zal regeren in de komende aeonen. Het zijn de komende aeonen die God door zijn Zoon zal maken en vormgeven.