Ouweneel over evolutie
18-06-2008 - Geplaatst door Andre Pietde jaren zeventig
Ik herinner me als de dag van gisteren hoe dr. Willem Ouweneel mij op één avond tijdens een lezing in Amstelveen (het zal in 1976 geweest zijn) de ogen opende voor de leugens van de evolutie-theorie. Het was in een periode dat het één na het andere boek van zijn hand uitkwam over de antwoorden die Bijbel en wetenschap geven m.b.t. de oorsprong van de wereld. Glashelder toonde hij aan dat de leer van de algemene evolutie niet gebaseerd is op feiten, (integendeel!) maar op filosofie. Een ware beweging vormde zich rond het blad ‘Bijbel & Wetenschap’ en de ‘Evangelische Hogeschool’ die beiden in die tijd op (o.a.) Ouweneels initiatief ontstonden. Er werden publieke debatten georganiseerd waarin de handschoen werd opgenomen met bekende evolutionisten. Op een EO-jongerendag werden de bezoekers op spiegeltjes getracteerd met als uitdagend motto: Adam of aap? TV-series werden uitgezonden waarin de wetenschappelijke pretenties van de evolutie-leer werden getard. Enzovoort.
antwoorden werden problemen
Maar het tij keerde. Vanaf de tweede helft van de jaren tachtig ging Ouweneel meer en meer op de filosofische en theologische toer. En dat heeft z’n tol geëist. Want gaf hij ooit als Bijbelgelovige én exacte wetenschapper keiharde antwoorden op ‘de grote vragen’, tegenwoordig heten deze antwoorden bij hem ‘problemen’. In een column deze maand in het Friesch Dagblad, schrijft hij:
Wie als christen over de evolutieleer nadenkt, heeft drie problemen. Een theologisch probleem: hoe lezen wij Gen. 1? Dat kan op minstens tien manieren! Een natuurwetenschappelijk probleem: hebben we wetenschappelijke bewijzen om in een amoebe-tot-mens-evolutie te geloven? Volgens mij hoogstens aanwijzingen. En een wijsgerig probleem: hoe moeten wij de verhouding tussen geloof en wetenschap zien, vooral als het om oorsprongsvragen gaat? Moet je de twee scheiden of kun je ze integreren? En hoe dan? Wie gemakkelijke antwoorden op deze vragen heeft, heeft er misschien nog nooit diep genoeg over nagedacht…
het theologisch probleem
Het theologische probleem is volgens Ouweneel dat Genesis 1 op minstens tien verschillende manieren kan worden gelezen. De suggestie lijkt te zijn: de letterlijke lezing heeft een waarschijnlijkheid van één op tien. In 1981 maakte dezelfde Ouweneel met de alternatieve lezing van Genesis 1 nog korte metten:
… in de vorige eeuw kwamen er Bijbeluitleggers die aarzelend begonnen te suggereren dat door God ofwel door de Bijbelschrijvers helemaal niet bedóeld was dat de ‘dagen’ in Genesis 1 gewone aardse dagen waren. De eerste hoofdstuken van de Bijbel zouden een diepere, symbolische betekenis hebben; de ‘dagen’ zouden bijvoorbeeld scheppingstijdperken zijn geweest die miljoenen jaren geduurd kunnen hebben.
Er zijn tegenwoordig maar heel weinig mensen die dat nog geloven. Zowel de orthodoxe, ‘neo-orthodoxe’ (Barthiaanse) als vrijzinnige uitleggers houden er tegenwoordig aan vast dat de schrijver van Genesis 1 wel degelijk bedoeld heeft te zeggen dat de aarde in zes gewone, aardse dagen is toebereid.
(uit: ‘de schepping in het geding’, 1981, blz. 21)
het natuurwetenschappelijk probleem
Het tweede probleem dat Ouweneel tegenwoordig heeft met de evolutie-leer is natuurwetenschappelijk van aard. Weliswaar bestaan er nog steeds volgens hem geen bewijzen voor deze theorie maar kennelijk wel aanwijzingen. De vraag dringt zich op waarom Ouweneel een probleem heeft met een onbewezen theorie, feit is in elk geval dat hij in 1981 over die zogenaamde aanwijzingen heel anders dacht. Ik citeer uit het eerder genoemde boek (blz. 121):
Waarom willen zoveel mensen immers een ‘schepping-én-evolutie’-oplossing? Omdat ze menen gedwongen te zijn tot een bepaalde vorm van evolutieleer op grond van wetenschappelijke argumenten. Ik ben echter niet in die positie (…) omdat ik de idee van een algemene evolutie reeds op puur wetenschappelijke gronden afwijs! Daar ligt de kern.
het wijsgerig probleem
Het derde tegenwoordige probleem van Ouweneel is filosofisch: hoe is de verhouding tussen geloof en wetenschap, vooral waar het oorsprongsvragen betreft? In gewoon Nederlands: is Genesis 1-11 ook historisch betrouwbaar? Ik citeer opnieuw Ouweneel in het genoemde boek (blz. 105):
In 1890 ging de bekende darwinist Thomas Huxley nog een stap verder. Hij schreef dat hij zich voorstelde, dat de dag niet ver af meer was waarop het geloof gescheiden zou worden van alle feiten, en vooral van alle geschiedenis van vóór Abraham, en (vervolgde hij spottend) dat het geloof dan voor altijd in triomf zou voortgaan. Hij bedoelde dat zolang het geloof zich grondt op harde, historische feiten, het een geduchte tegenstander is waarmee men terdege rekening houdt. Maar hij voorzag – en zo werd het ook vervuld in de zg. ‘neo-orthodoxie’ van Karl Barth en anderen – dat er spoedig een tijd zou komen dat het geloof dit rationele, historische karakter zou verliezen en vooral zou afrekenen met de verhalen in Gen.1-11, en dat het geloof dan nog slechts een irrationele, absurde sprong in het duister zou worden.
Waar Ouweneel in dit citaat nog duidelijk toont hoe fataal het is om geloof en wetenschap te scheiden, tegenwoordig zijn de uitroeptekens van vroeger veranderd in vraagtekens.
Een ontwikkeling die m.i. niet op evolutie wijst… Of zou ik niet diep genoeg nagedacht hebben over deze materie?