‘moeten’ moet?
13-04-2009 - Geplaatst door Andre Piet
artikel in ND
Van de hand van Ad de Bruijne, hoogleraar ethiek en spiritualiteit in Kampen, stond zaterdag j.l. een artikel in het ND te lezen onder de titel ‘moeten’ moet. Hij levert daarin kritiek op de aversie die tegenwoordig onder veel christenen lijkt te leven tegen het werkwoord ‘moeten’. De Bruijne pakt het genuanceerd aan en geeft toe dat deze weerzin vaak begrijpelijk is, maar signaleert niettemin dat “onder orthodoxe christenen een regelrechte dwaling oprukt…. Deze dwaling heet antinomianisme”.
ont-moeting
Het artikel van de Bruijne prikkelde me. Vorig jaar augustus hield ik een presentatie voor een groep jongelui onder de titel ‘aangename ont-moeting’. Daarin betoogde ik dat het werkwoord ‘moeten’ (eigenaardig genoeg) in vooral moderne bijbelvertalingen te onpas gebruikt wordt. Zo lezen we in Efeze 4:22-24 (NBV) maar liefst vier keer ‘moeten’ terwijl dit niet één keer in het origineel is terug te vinden!
“gij zult”
Ook betoogde ik dat de apostel Paulus ons in de Romeinen- en Galaten-brief leert dat wij, evenals ooit Abraham (die 430 jaar vóór Sinaï leefde), niet “onder de wet” leven. Net als hij worden wij geacht te leven uit de belofte! Een man als Abraham kende zeker wel het “gij zult” maar dan niet in de zin van “je móet” maar als voorzegging. “Gij ZULT tot een zegen zijn”, “gij ZULT in vrede tot uw vaderen gaan en gij ZULT in hoge ouderdom begraven worden”, “gij ZULT een vader van een menigte volken worden”, etc.
Ook in een belofte zit het element ‘moeten’, met dat verschil dat de plicht geheel rust bij degene die de belofte uitspreekt (>’belofte maakt schuld’).
geloof versus werken
Geloof betekent bij Paulus: ‘be-amen wat God belooft’. Dat dit vervolgens (als wetmatigheid) gevolgen heeft voor onze handel en wandel heeft, is volkomen waar, maar dat is gevolg en geen oorzaak. Dat verschil is enorm belangrijk! Als God b.v. zegt: “gij ZULT heilig zijn” en vertalers maken daarvan “wéést heilig” (1Petr.1:16) dan wordt een belofte (>geloof) gedegradeerd tot een opdracht (>werken) en daarmee valt men in dezelfde strik als ooit Israël.
31 … doch Israël, hoewel het een wet ter gerechtigheid najaagde, is aan de wet NIET toegekomen. 32 WAAROM NIET? Omdat het hierbij niet uitging van GELOOF, maar van WERKEN.
Romeinen 9
Leven uit gelóóf wil zeggen: staan op wat God belóóft.
3 Want wat zegt het schriftwoord? Abraham GELOOFDE God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend. 4 Nu wordt hem die werkt, het loon niet toegerekend uit genade, maar krachtens verplichting. 5 Hem echter, DIE NIET WERKT, maar zijn GELOOF vestigt op Hem, DIE DE GODDELOZE RECHTVAARDIGT, wordt zijn geloof gerekend tot gerechtigheid…
(…)
20 … maar aan DE BELOFTE GODS heeft hij niet getwijfeld door ongeloof, doch hij werd versterkt in zijn geloof en GAF GODE EER, 21 in de volle zekerheid, dat HIJ bij machte was hetgeen HIJ beloofd had ook te volbrengen.
Romeinen 4
Als er iets moet, dan is dat het zonder enige reserve geloven en prediken van Gods belofte. Dat een categorie mensen (die wel de klok hebben horen luiden, maar niet weten waar de klepel hangt), dit aangrijpt als “een aanleiding voor het vlees” is helaas maar al te waar. Daar had Paulus in zijn dagen ook al mee te maken. Maar het verandert geen milimeter aan de waarheid van genade en “genade alléén”.