GoedBericht.nl logo
English Blog

het einde van de hel – een deceptie

04-02-2025 - Geplaatst door Andre Piet

een medestander!?

Een nieuw boek over ‘alverzoening’ is zojuist verschenen. De titel luidt ‘het einde van de hel’ en heeft als ondertitel ‘waarom niemand wordt afgeschreven’. De schrijver, Reinier Sonneveld (1978) voert een pleidooi voor de stelling dat alle mensen eeuwig met elkaar zullen voortleven en dat aan de hel uiteindelijk een einde zal komen. Bezoekers van deze site zullen onmiddellijk denken: dat is de boodschap van GoedBericht.nl! Of: dat kan niet anders dan een positieve recensie worden. Helaas, dat gaat het niet worden…

het positieve

Voordat ik deze laatste opmerking zal toelichten, wil ik beginnen met een aantal positieve aspecten van dit boek te benoemen. Sonneveld schrijft vlot en heeft een heldere betoogtrant. Hij maakt heel duidelijk hoe ongerijmd de leer van de eindeloze hellestraf is (Sonneveld spreekt van het infernalisme). Terecht stelt hij dat deze leer een karikatuur maakt van hoe God Zich in de Bijbel bekendmaakt. Volkomen terecht ook brengt Sonneveld naar voren dat God niemand definitief afschrijft. Als er sprake is van oordeel en gericht dan heeft dit altijd een positief doel. Want God laat niet varen de werken van Zijn handen. Van harte zeg ik ‘amen!’ hierop! Ook laat Sonneveld zien dat het Griekse begrip ‘aion’ en ook de bijvoegelijke vorm ‘aionios’ niet de betekenis heeft van eindeloosheid. Eeuwig betekent eeuws, zo stelt hij terecht. Dat is trouwens geen nieuwe wetenschappelijk ontdekking, zoals hij suggereert (282). Iedereen met een concordantie op de grondtekst kon dit altijd al vaststellen.

Adam?

Maar hier houdt mijn positieve beoordeling ook zo’n beetje op. Mijn belangrijkste bezwaar tegen dit boek is dat Sonneveld niet zondermeer uitgaat van de Schrift. Het is illustratief dat pas in hoofdstuk 7 van zijn boek, de Bijbel (enigszins) opengaat. Maar gezaghebbend is de Schrift beslist niet voor hem, ook al ontkent hij bij herhaling, vrijzinnig te zijn (281). Uit eerdere publicaties van hem was al bekend dat hij de eerste elf hoofdstukken van de Bijbel niet als historisch beschouwt. Op de vraag of Adam en Eva hebben bestaan, luidde zijn antwoord: “Het zou kunnen, maar waarschijnlijk niet.”. En dan te bedenken dat Paulus de alomvattendheid van rechtvaardiging en levendmaking eerst en vooral baseert op Adam als stamvader van heel de mensheid (Rom.5:18; 1Kor.15:22). Wie Adam wegredeneert, kan daarmee onmogelijk nog begrip hebben voor de alomvattende betekenis van “de laatste Adam”. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat Sonnevelds bespreking van Romeinen 5 en 1Korinthe 15 (twee Bijbelse kroongetuigen) uiterst mager is (238,239)

er staat geschreven?

Voor Sonneveld presenteert de Bijbel ons ‘verhalen’, een term die keurig verhult of het beschrevene waar gebeurd is of niet. Over het gezag van Bijbel-passages schrijft hij (16):

Misschien kun je ze zien als menselijke ervaringen die door een zeer grote groep worden gewaardeerd. Bijna een derde van de wereldbevolking rekent zich tot de christenen en veel ervaringen in de Bijbel zijn ook voor niet-christenen herkenbaar. Dit boek is altijd ‘buiten zichzelf getreden’. Het is begonnen als Joodse collectie heilige teksten; waarschijnlijk alle auteurs waren Joods en schreven voor mede-Joden, tot ook niet-Joden hun teksten gingen waarderen en zelfs heilig achten. Inmiddels is het boek, negentien eeuwen na de eerste versie, in duizenden talen vertaald. Dat zegt iets over de kracht van deze verhalen.

Sonneveld doet de primaire vraag of iets in de Bijbel staat af als misverstand en fundamentalisme (95).

Het fundamentalisme van de negentiende eeuw heeft deze volgorde omgedraaid, alsof de biografie belangrijker is dan de persoon, de brief groter dan de zender. Dit misverstand werkt nog steeds door en als christenen tegenwoordig een bewering over God horen, is vaak wel degelijk hun eerste vraag of dat ergens in de Bijbel staat.

geen openbaring van boven

Heel Sonnevelds boek ademt de sfeer van een theoloog die redeneert over de Bijbel, in plaats van iemand die spreekt vanuit de Bijbel. Het Joodse volk zou zichzelf zien als uniek uitgekozen volk. Zij zijn “de eerste cultuur die een stabiel, intergenerationeel monotheïsme ontwikkelde” (164). Dus niet God heeft zich aan Zijn volk geopenbaard als de Enige, maar Israël zelf heeft dit als concept ontwikkeld. Zo heeft Jezus de populaire toekomstverwachting van zijn volksgenoten aanvaard, en vervolgens daarin een cruciale innovatie aangebracht (169,170). Het is bij Sonneveld geen openbaring van boven, maar een ontwikkeling van onderaf. Zo zou Daniël volgens Sonneveld niet zijn geschreven door Daniël (zie echter Dan.12:5,9!), maar ergens in de tweede eeuw voor Christus zijn ontstaan (251).

theologiseren en filosoferen

In dit boek redeneert de schrijver filosofisch en theologisch er lustig op los. Hij zoekt bevestiging in het gegeven dat het universalisme nooit door concilies als ketterij is veroordeeld (278). Maar wat zegt dat? Alsof concilies enig gezag hebben. En trouwens: verdoemt de geloofsbelijdenis van Athanasius niet voor eindeloos (aeternum) ontkenners van de leer van de drie-eenheid?

Aansluiting zoeken bij de christelijke traditie uit zich bij Sonneveld ook in de acceptatie van het begrip hel. Niet de hel staat bij hem ter discussie, maar het eindeloze karakter ervan (27). Zou de schrijver het puur Bijbels hebben benaderd, dan had hij op voorhand kunnen vaststellen dat de Bijbel geen hel kent! De Schrift spreekt van het dodenrijk (sheol, hades) en van het dal van Hinnom (Gehenna), maar noch het één, noch het ander heeft iets met het traditionele idee van een hel van doen.

bijna-doodervaring

Wie anders dan God zelf kan met gezag spreken over dood, toekomst en al wat voorbij de grens van het menselijk weten ligt? Maar omdat de Schrift voor Sonneveld niet het einde is van alle tegenspraak, kán hij niet anders dan zich verliezen in redeneringen. En in die redeneringen neemt hij als uitgangspunt het idee van de onsterfelijke ziel. Een mens gaat bij het sterven niet echt dood, maar leeft op een andere wijze verder. Dit idee vormt zelfs de basis van het hele boek. Sterker nog: als op bladzijde 271 de vraag wordt gesteld wat de belangrijkste argumenten zijn voor universalisme, dan wijst de schrijver als eerste op mensen die een bijna-doodervaring hebben gehad en dit als hemels hebben ervaren. Een groot gedeelte van het boek gaat over zulke ervaringen. Een argument waarvan de logica mij ontgaat. Wat vertelt een bijna-doodervaring over wat dood is? Zegt een bijna-ongeluk soms ook iets over wat een ongeluk meemaken is?

onsterfelijke ziel

Sonneveld vertelt dat hij als tienjarige jongen, nadat hij was gebeten door een slang, zelf een bijna-dood ervaring heeft gehad (44). Het heeft hem als tiener op het spoor gebracht dat dood niet echt dood zou zijn. Maar laat nu uitgerekend dit idee de eerste leugen zijn waarmee “de oude slang” de mensheid verleidde (Gen.3:4,5). Hij zaaide twijfel over Gods woord en beweerde dat de mens door te eten van de verboden vrucht niet zou sterven, maar dat juist zijn ogen zouden worden geopend. Dit idee is tot vandaag een basis-ingrediënt van elke religie. In de dood leeft de mens voort, zo is de gedachte. Het idee van reïncarnatie maar ook dat van een onsterfelijke ziel in het hiernamaals, geven beiden uitdrukking aan deze gedachte. Ook voor Sonneveld is de mens onsterfelijk.

opstanding overbodig

De bewering dat elk mens van nature onsterfelijk is, maakt de boodschap van opstanding en levendmaking volkomen overbodig. In de Schrift doet de mens onsterfelijkheid aan door levendmaking (1Kor.15:53,54). Maar waar zou levendmaking voor nodig zijn, als de mens reeds onsterfelijk is? Is het niet veelzeggend dat in een boek van ruim driehonderd bladzijden zo goed als niets wordt gezegd over opstanding van doden?! De opstanding van Jezus wordt erkend (100, 184,185), maar speelt nauwelijks een rol in Sonnevelds betoog. En over een toekomstige opstanding van doden zegt het boek niets. Niets over de verschillende rangorden zoals “de eerste opstanding” (Openb.20:6) en de opstanding van “de overige doden” (Openb.20:5). Niets zegt de schrijver over het gericht voor de “grote witte troon” (Openb.20:11). Ook geen woord over “de tweede dood” (Openb.20:14). Of hoe de dood als laatste vijand zal worden teniet gedaan door allen levend te maken (1Kor.15:22-28). Is het niet triest dat een boek dat pretendeert te handelen over de redding van alle mensen, niets zegt over opstanding en levendmaking?! De reden is duidelijk: bij Sonneveld hoeft de dood helemaal niet te worden overwonnen, aangezien de mens sowieso al onsterfelijk is. Opstanding en levendmaking is in Sonnevelds beschouwing slechts suiker op de honing: nutteloos en overbodig. Daarom hoeft het niet te verbazen dat hij openstaat voor de gedachte dat opstanding van doden niet meer dan “een dramatisch beeld is voor herstel”. Verwijzend naar Daniël 12:2 (251) merkt hij op:

Dit is de oudste vermelding van een opstanding van de doden binnen het Jodendom, meestal in de tweede eeuw voor Christus gedateerd, de periode waarin deze overtuiging opkwam. (…) Veel Joodse uitleggers zien deze opstanding als een dramatisch beeld voor herstel. Maar ook als het wel letterlijk zou zijn…

En daarmee plaatst Sonneveld zich in het gezelschap van de Korinthiërs die niet rekenden met een opstanding van doden (1Kor.15:12). Als echte Grieken zullen deze Korinthiérs zeker hebben geloofd in een hiernamaals en een onsterfelijke ziel. Maar juist dat maakte hen blind voor de waarheid van opstanding en levendmaking.

conclusie

Reinier Sonnevelds boek lijkt een prachtig pleidooi te zijn voor de boodschap die op GoedBericht.nl al decennia wordt uitgedragen. Maar schijn bedriegt. De schrijver redeneert slechts en ondermijnt de Schrift. “Er staat geschreven” vervangt hij met een mengeling van theologie en filosofie. Hij ontkent de dood en maakt van de waarheid van de opstanding een lege huls. Met zo’n medestander heb je geen tegenstanders meer nodig.

Delen: