“het einde der wet”
13-10-2011 - Geplaatst door Andre Piet4 Want Christus is het einde der wet, tot gerechtigheid voor een ieder, die gelooft. 5 Want Mozes schrijft: De mens, die de gerechtigheid naar de wet doet, zal daardoor leven. 6 Maar de gerechtigheid uit het geloof spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal ten hemel opklimmen? namelijk om Christus te doen afdalen; 7 of: Wie zal in de afgrond nederdalen? namelijk om Christus uit de doden te doen opkomen. 8 Maar wat zegt zij? Nabij u is het woord, in uw mond en in uw hart, namelijk het woord des geloofs, dat WIJ (= Mozes & Paulus) prediken.
Romeinen 10
waar de wet eindigt
In Romeinen 10 noemt Paulus, Christus “[het] einde van [de] wet”. Waar de wet eindigt, daar begint Christus. De wet zegt, dat wie doet wat zij opdraagt, zal leven (Rom.10:5). De keerzijde daarvan is: ongehoorzaamheid leidt tot de dood. Daarmee is niet alleen de positie van Israël onder de wet beschreven, maar feitelijk de toestand van alle mensen, als nakomelingen van Adam (Rom.5:12). Het principe van wet leidt tot de dood, maar juist in dat einde komt Christus in beeld. Christus, dat is immers degene die uit de doden opstond.
het slot van de Torah
Het is frappant dat wanneer Paulus Christus in Romeinen 10 ter sprake brengt als “einde der wet”, dat hij dit doet met een beroep op een passage in Deuteronomium 30. Dat hoofdstuk behoort tot het slot van de Torah en dus ook in die zin het einde der wet. Deuteronomium 30 verwijst volgens Paulus naar Christus die uit de hemel zal afdalen (Rom.10:6 en Deut.30:12). Dat past perfect in het verband van Deuteronomium 30 waar immers Israëls terugkeer uit de volken wordt voorzegd. Letterlijk staat er dan in 30:3:
Hij zal wederkeren en u bijeenbrengen…
(hetzelfde in vers 9)
Het wederkeren van de HERE valt samen met het toekomstig afdalen van Christus uit de hemel.
hemel en afgrond
Heel bijzonder dat Paulus in “de overkant van de zee” (Deut.30:13) een verwijzing naar het dodenrijk ziet. Hij vat “de overkant” niet horizontaal maar verticaal op, d.w.z. de onderkant van de zee, dat is de afgrond of het dodenrijk. Het “woord van geloof” (nl. in de belofte) dat Paulus maar ook Mozes reeds aan het slot van de Torah predikte, gaat over Hem die uit de doden (>de afgrond) opstond en straks vanuit de hemel zal afdalen. Dat woord is inderdaad niet moeilijk (Deut.30:11) – het spreekt namelijk niet van wat de mens als opdracht opgelegd krijgt, maar van de beloofde Christus die de vervulling van de Torah is.