fataal vertaald
21-07-2014 - Geplaatst door Andre PietIn Romeinen 9 zet Paulus uiteen dat God een voornemen heeft en dat Hij keuzen maakt, geheel onafhankelijk van de werken van de mens (9:11). Zo had God vóór de geboorte van de tweeling Ezau en Jakob reeds zijn keuze laten vallen op Jakob: “de oudste zal de jongste dienstbaar zijn”. En toen Mozes geroepen werd om naar Farao te gaan met de opdracht “laat Mijn volk gaan!”, had God reeds gezegd dat Farao niet zou luisteren en toen deze uiteindelijk dreigde te bezwijken onder de druk van de plagen, verhardde God Zelf zijn hart (Ex.4:21). God wilde zijn kracht demonstreren en daarvoor had Hij iemand nodig die het tegen Hem opnam (9:17). God ontfermt zich over wie Hij wil en Hij verhardt wie Hij wil (9:18).
Na zo’n uiteenzetting over Gods volstrekt soeverein handelen, voelt de aandachtige lezer de tegenwerping al aankomen. Paulus verwoordt het zo (9:19, St.Vert.):
Gij zult dan tot mij zeggen: Wat klaagt Hij dan nog? Want wie heeft Zijn wil wederstaan?
Hier hebben de vertalers een kapitale fout gemaakt. Het Griekse woord dat Paulus gebruikt, boulema, betekent geen ‘wil’. Het woord voor ‘wil’ in het Grieks is thelema. Het Griekse boulema daarentegen staat voor bedoeling, intentie of raad. Beide Griekse woorden komen we tegen in Efeze 1:11, waar staat:
… naar het voornemen van Hem, die in alles werkt naar de RAAD (boulema) van zijn WIL (thelema)…
Heeft Farao Gods wil weerstaan? Jazeker! God had zijn wil via Mozes aan Farao bekend gemaakt: “laat Mijn volk gaan!” Maar heeft Farao ook Gods bedoeling of raad weerstaan? Nee, beslist niet! Integendeel, juist omdat Farao niet gehoorzaam was, vervulde Hij Gods verborgen bedoeling. Daar was geen ontkomen aan. GOD werkt “in alles naar de raad van zijn wil”. NIETS dat plaatsvindt, geschied zonder dat Hij daarmee een bedoeling heeft. Spreuken 16 vers 4 zegt:
De HERE heeft alles gemaakt voor zijn doel, ja, zelfs de goddeloze voor de dag des kwaads.
Vervult de goddeloze dan toch Gods wil? Nee, de goddeloze weerstaat Gods wil, ook al vervult hij zelfs dan Gods bedoeling. Onderscheiden we Gods wil en zijn bedoeling niet, dan leidt dat tot fatalisme, d.w.z. onverschilligheid t.o.v. Gods wil. ‘Want alles wat gebeurt is toch Gods wil’, zo luidt het motto van de godsdienstige fatalist. Vrijwel alle bijbelvertalingen van Rom.9:19 geven voeding aan deze drogreden.
GOD heeft met alles een bedoeling, maar niet alles wat gebeurt is daarom zijn wil. Farao kon zich niet verschuilen achter Gods bedoeling. Die kende hij niet en daar had hij ook niets mee te maken. Zoals de broers van Jozefs ook niets te maken hadden met Gods verborgen bedoeling. Zij begingen een misdaad toen zij hun broer in de put wierpen en later verkochten naar Egypte.
“Wat heeft God dan nog aan te merken?”, luidt de vraag in Rom.9:19. Het antwoord is: God spreekt de mens aan op basis van zijn geopenbaarde wil. Zoals een pottenbakker zijn creaties vormt, zo vormt GOD zijn schepselen (Rom.9:20). Dat vormen en kneden vindt mede plaats door oordelen en gerichten. Farao liet Gods volk niet gaan en God heeft hem dien overeenkomstig behandeld. Jozefs broers begingen hun misdaad en hebben daarvan de wrange vruchten geplukt. Dat God daardoor juist zijn bedoeling realiseerde om een groot volk in leven te houden (Gen.45:7,8), verontschuldigt niet de broers. Het verheerlijkt GOD!
Reageer op Facebook