breedte, lengte, hoogte en diepte
29-08-2014 - Geplaatst door Andre PietPaulus tekent in Efeze 3 een gebed op waarin hij zijn knieën buigt voor de Vader met de bede (o.a.) dat de gelovigen in Christus Jezus geworteld en gegrond zouden zijn in de liefde, om…
… samen met alle heiligen,
in staat zijn te vatten,
hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is,
bovendien te kennen de liefde van Christus…
-Efeze 3:18,19-
Het opmerkelijke in het bovenstaande vers is dat Paulus niet specifiek aangeeft waar hij op doelt bij breedte, lengte, hoogte en diepte. Het staat blijkens het vervolg in relatie tot de liefde van Christus, maar het valt er niet mee samen.
Als Paulus het niet nodig vindt om aan te geven waar hij aan denkt bij de vier dimensies, dan moeten we aannemen dat het voor hem vanzelfsprekend was en dus kennelijk verwijst naar het onderwerp waarover hij schreef. In het voorgaande had hij geschreven over geheimenissen (1:9; 3:3,4,9) die gedurende geslachten en aeonen verborgen waren gebleven in God maar nu aan hem waren geopenbaard.
Het is niet moeilijk om in de perspectieven die Paulus beschrijft, breedte, lengte, hoogte en diepte te ontwaren. Zou de breedte niet verwijzen naar de reikwijdte van Gods plannen die allen omvat (1:21)? En bepaalt de lengte ons niet bij de tijd dat lang geleden, voordat de aeonen (wereldtijdperken) aanvingen, God een voornemen had (3:11) dat Hij in “de aeon der aeonen” zou voleindigen (3:21)? En spreekt de hoogte niet van de positie waarin Christus geplaatst is “aan Gods rechterhand te midden van de hemelsen, boven alle overheid en macht” (1:20)? Dit nadat Hij de diepste vernedering geproefd had in de dood, “ja de dood van het kruis” (1:20; 4:9). Getuigt juist die diepte ook niet van de liefde van (God in) Christus, die geen grenzen kent?
Dat we vanuit de Efeze-brief als vanzelf in deze richting worden gevoerd, wordt elders in de Schrift schitterend bevestigd. In het boek Job lezen we van Zofar de volgende woorden:
7 Kunt gij de GEHEIMEN GODS doorgronden,
de Almachtige doorgronden ten einde toe?
8 Zij zijn HOOG als de hemel; wat kunt gij doen?
DIEPER dan het dodenrijk; wat kunt gij weten?
9 LANGER dan de aarde is hun maat,
en BREDER zijn zij dan de zee.
-Job 11:7-9-
Zofar spreekt van de geheimenissen van God die in al haar dimensies ondoorgrondelijk zijn. De hoogte linkt hij daarbij aan de hemel, zoals hij de diepte koppelt aan het dodenrijk. De lengte associeert hij met de aarde, waarbij hij vermoedelijk doelt op tijdslengte, d.w.z. zo lang als de aarde bestaat. En de breedte noemt hij in één adem met de zee, die op haar beurt een type is van de volkenzee.
Natuurlijk kunnen we dit alles niet omvatten. Daar is het volstrekt te groots voor. Maar we kunnen het wel vatten of grijpen en vervuld van worden (3:19). Vergelijk het met een beker waarmee je naar de zee gaat. Zo’n beker kan de zee uiteraard niet omvatten. Maar de beker kan wel gevuld worden met de zee. En zo is het ook met de breedte, lengte, hoogte en diepte van de geheimenissen van God. Wanneer we geworteld en gegrond zijn in de liefde van God (3:17), kunnen we (samen met al de heiligen), hiervan vervuld worden (3:19). Dat wat Paulus aan geheimenissen heeft mogen optekenen is adembenemend groots. Geve God ons “verlichtte ogen van het hart” (1:18) om dat te zien en te beseffen!
Reageer op Facebook