adept van zijn vader
01-06-2012 - Geplaatst door Andre PietOnderstaand artikel is één van de bijdragen in het themanummer van ‘Uitgelezen Boeken’ over de schrijver Heere Heerema. Op initiatief van de VPRO vindt de presentatie hiervan plaats op 2 juni 2012 in Amsterdam. N.a.v. mijn blog onder de titel ‘In Memoriam: Heere Heeresma‘ werd ik uitgenodigd een bijdrage aan deze bundel te leveren.
Het was in 1998 dat ik in contact kwam met Heere Heeresma. Enige jaren eerder was mijn interesse voor de schrijver gewekt, door een ingezonden artikel van zijn hand, in het blad ‘Christenen voor Israël’. Hij beschrijft daarin hoezeer het jodendom in zijn gedachten en overwegingen is geïntegreerd en hoe dat alles te maken heeft met zijn ouderlijk huis en de omgeving waarin hij groot werd. Ik schreef Heeresma een brief vooral uit belangstelling voor de inzichten van zijn, in 1942 overleden vader. Dat was een markant bijbelvorser met een eigen tijdschrift, ‘de Flambouw’ geheten. Heeresma reageerde aangenaam verrast op mijn schrijven: “Het geeft deze burger weer eens wat moed, want door mijn werkzaamheden verkeer ik hoofdzakelijk in kringen waar het atheïsme hoogtij viert”. In de bescheiden correspondentie en een enkel telefoongesprek dat hierop volgde, bleek dat Heeresma het contact met een geestverwant op prijs stelde. Hij stuurde mij meermalen spontaan brochures toe van z’n vader, en zelfs een keer een zwaar boekwerk, met vijf ingebonden jaargangen van ‘de Flambouw’ uit de jaren dertig.
Hoewel Heeresma slechts tien jaar oud was toen zijn vader overleed, heeft deze als geen ander een stempel op zijn verdere leven gezet. In de vele interviews die de schrijver in de loop der jaren heeft gegeven, stak hij zijn grenzeloze bewondering voor zijn vader nimmer onder stoelen of banken. Op de vraag van de interviewer waarom hij dacht zoals hij dacht, antwoordde hij: “Wat wil je? Met zo’n vader? Hallo, hallo, dat was me een man!”. In een ander interview sprak hij lovend: “Ik kom uit een heel goed gezin. Het huwelijk van mijn ouders is voor mij nog steeds een voorbeeld. Mijn vader was theoloog. Hij was wel een omstreden figuur, want hij zei opmerkelijke dingen en kon ze nog Schriftuurlijk bewijzen ook. Hij was een onafhankelijk denkend man…”. Heeresma droeg niet alleen dezelfde naam als zijn vader, maar was vóór alles ook diens geestelijke erfgenaam. Hij verklaarde: “Mijn uitgangspunt is de Schrift. Wat die visie betreft ben ik een adept van mijn vader. Je zou mij dus een biblicist kunnen noemen, iemand die zich uitsluitend baseert op wat geschreven staat”.
Heeresma stond alom bekend als de man die iedereen voortdurend op het verkeerde been zette. Collega Herman Pieter de Boer zei over hem: “Alles is doortrokken van vrolijke verachting voor de medemens…”. Maar de paar interviewers die in staat bleken wezenlijk tot Heeresma door te dringen, merkten op, dat zijn alomtegenwoordige relativering en spot verdwenen, zodra zijn vader en daarmee ‘de Schrift’ ter sprake kwam. Dat was de constante in Heeresma’s relatieve wereld. Heilige grond. In het spreken daarover was hij terughoudend. Met wie kon hij dat ook delen? “Over de geestelijke zaken kun je steeds minder praten” zei hij. “Men weet gewoon niet meer waar je het over hebt. De eenvoudigste begrippen lopen als water over een eend heen. Dat ze daar lacherig over doen is gewoon onbenulligheid”.
Chana Millner, vertolkster van het Yiddische lied en een goede vriend van Heeresma zei in 1973 over hem: “Uiterlijk maakt Heere de indruk van een vlotte, oergeestige, hippe figuur, die geen situatie te dol kan zijn. Zelfoverschatting en zelfspot wisselen elkaar af (…) In wezen is hij een religieus voelend mens, overtuigd van het Woord en van de woorden van de profeten. In innerlijke rust en onaantastbaar gaat hij zijn weg, die voor velen een raadsel zal zijn”.
Treffender kon ze het niet formuleren.
André Piet, bijbelleraar
recensie Frits Abrahams (20-06-2012, NRC)
recensie Bert Overbeek