10. de wijsheid van den beginne; Spreuken 8
27 Toen Hij de hemel bereidde, was ik daar; toen Hij een kring trok op het oppervlak van de oceaan (…) 30 toen was ik een troetelkind bij Hem, ik was een en al verrukking dag aan dag, te allen tijde mij verheugend voor zijn aangezicht, 31 mij verheugend in de wereld van zijn aardrijk, en mijn vreugde was met de mensenkinderen.
-Spreuken 8- (NBG)
Spreuken 8 geldt als een klassiek argument voor het bewuste voorbestaan van de Zoon. Het argument gaat als volgt: in dit hoofdstuk wordt de wijsheid als persoon voorgesteld die God vergezelde bij de schepping. En aangezien Christus “de wijsheid Gods” is (1Kor.1:24), leert Spreuken 8 dus dat Christus persoonlijk aanwezig was bij de schepping en toen reeds Gods troetelkind was (Spr.8:30).
Op de klank afgaand, heeft bovenstaande redenering een schijn van logica. Maar het volgende pleit daartegen:
- in Spreuken 8 gaat het niet over Christus (‘gezalfd’ in Spr.8:23 is ook niet het woord Messias) maar over ‘wijsheid’ (een vrouwelijk begrip; Hebr. chokma > goochem) die als metgezellin van God wordt voorgesteld.
- niet alleen de wijsheid wordt hier als persoon voorgesteld maar ook schranderheid. “Ik, de wijsheid woon bij de schranderheid…; 8:12). Wie beweert dat ‘wijsheid’ een persoon naast God is, moet consequent zijn en ook ‘schranderheid’ als een onderscheiden persoon beschouwen.
Het moet duidelijk zijn dat Spreuken 8 een lofzang is op de wijsheid van God die aan de wieg stond van de schepping, Door middel van wijsheid en schranderheid creëerde God de wereld. Beide eigenschappen kenmerken Gods handelen en worden poëtisch voorgesteld als afzonderlijke personen die God assisteerden bij de schepping. Dat is niet letterlijk, maar een gangbaar stijlfiguur (‘personificatie’), zoals ook wij spreken van ‘moeder natuur’ en ‘vrouwe justitia’. De Schrift kent slechts één Schepper (Jes.44:24).