Wie verscheen in de brandende braamstruik?
19-11-2013 - Geplaatst door Andre PietAls Mozes in de woestijn bij de berg Horeb de schapen weidt van zijn schoonvader Jethro, dan verschijnt aan hem de Engel des HEREN in een vuurvlam in een braamstruik (Ex.3:2). Verbaasd en nieuwsgierig gaat hij er naar toe (3:3) en dan spreekt JAHWEH tot hem en zegt (3:6):
Ik ben de God uwer vaderen, de God van Abraham en Isaak en Jakob.
Mozes verbergt z’n gelaat omdat hij vreesde God aan te zien (3:6). In de conversatie die vervolgens plaatsvindt blijkt voortdurend dat JAHWEH tot hem spreekt. De vraag die zich aan ons opdringt is deze: wie verscheen nu aan Mozes? Was het JAHWEH zelf, zoals we uit het gesprek opmaken of was het een engel? Dat laatste is wat eeuwen later door Stefanus wordt gezegd:
En toen er veertig jaren voorbijgegaan waren, verscheen hem in de woestijn van de berg Sinai EEN ENGEL in de vlam van een brandende braamstruik.
-Hand.7:30-
Ditzelfde fenomeen komen we later tegen als JAHWEH het volk voorgaat in de wolkkolom en de vuurkolom (Ex.13:21) waarbij ons elders wordt verzekerd dat het een gezonden engel was die hen voorging (Ex.23:20-23; Richt.2:1).
Zo lezen we dat JAHWEH de wet aan Mozes en het volk Israël gaf (Ex.19:20; 31:18 34:29) maar óók dat de wet via engelen aan het volk is gegeven (Hand.7:53; Gal.3:19; Hebr.2:2).
Hoe lossen we deze schijnbare tegenstrijdigheid op? Hoe kunnen we recht doen aan beide groepen Schriftgegevens? Het antwoord is eenvoudig: het was JAHWEH die verscheen middels een engel. Een engel is een boodschapper, die bij gelegenheid zelfs de volmacht ontvangt om namens JAHWEH te spreken en op te treden. Vandaar de identificatie. De engel die in de braamstruik verscheen of die het volk voorging in de woestijn, had volmacht om God te vertegenwoordigen.
Alleen zo kunnen we begrijpen waarom Johannes eeuwen later met recht kan verklaren:
Niemand heeft ooit God gezien…
-Joh.1:18-
De verschijningen van God in het OT zijn verschijningen van engelen die als God mochten optreden en spreken. Zulke engelen waren gezonden met het hoogst denkbare mandaat. Maar hoe hoog de positie van deze engelen ook was (identificatie met God), ze kunnen niet in de schaduw staan van de eniggeboren Zoon van God. Hij is geen engel maar een mens (1Tim.2:5). Door God zelf verwekt bij Maria en door God opgewekt uit de doden. Hij, de Zoon van God, is nu “de afstraling van Gods heerlijkheid” en “de afdruk van zijn wezen” (Hebr.1:3).
Immers, tot wie der engelen heeft Hij ooit gezegd: Mijn Zoon zijt gij; Ik heb U heden verwekt?
-Hebr.1:5-
Zoals ooit engelen God representeerden, zo wordt God thans gerepresenteerd door de Zoon. En als JAHWEH in de toekomst zal verschijnen aan het Joodse volk op de Olijfberg, dan is dat via niemand minder dan de Zoon (Zach.12:10; 14:3,4; Hand.1:11). Want wie Hem ziet, heeft de Vader gezien (Joh.14:9). Hij heeft van God de Naam ontvangen boven alle naam. JEZUS, dat betekent, JAHWEH is REDDER!
Alle tong zal Hem als Heer erkennen, tot eer van God, de Vader (Filp.2:9-11).
Reageer op Facebook