“uit-opstanding uit de doden”
30-01-2004 - Geplaatst door Andre PietOp de Goedbericht-website wordt vaak met nadruk gewezen wordt op de aparte bediening van de apostel Paulus en de waarheden die God via hem aan “de heiligen” heeft toevertrouwd. Eén van die waarheden betreft “de wegrukking” (beter bekend als “de opname”) waarvan Paulus spreekt in 1Thessalonika 4. Ook in andere Schriftgedeelten (o.a. 1Korinthe 15) refereert Paulus aan deze gebeurtenis, die zal plaatsvinden voorafgaand aan de publieke verschijning van Christus (inclusief de zijnen) aan Israël en de volken. Wannéér deze gebeurtenis zal plaatsvinden, en de omstandigheden waaronder, is nu even niet het onderwerp. Het gaat er maar om dat in een “punt des tijds” de ontslapen gelovigen zullen worden opgewekt, terwijl de in leven zijnde gelovigen zullen worden veranderd (getransformeerd) om vervolgens gezamenlijk de Heer tegemoet te gaan in de lucht. Dit is machtige verwachting die we als gelovigen in Christus Jezus hebben en Paulus heeft de details van deze levendmaking in verschillende brieven bekendgemaakt. Deze levendmaking heet een “opstanding UIT de doden”, want het is een opstanding van tussen de overige doden uit. Anders gezegd: het is een opstanding met achterlating van de overige doden (die dus gewoon in de graven achterblijven).
Ook later, vanuit de gevangenis maakt Paulus melding van deze gebeurtenis. In Filippi 3:11 noemt hij het “de uit-opstanding uit de doden”. Sommigen menen op basis van deze unieke formulering te moeten concluderen dat het hier om een andere opstanding zou gaan, dan die Paulus eerder in zijn brieven had aangekondigd. Men speculeert dat Paulus hier zou doelen op een individuele opstanding die zou plaatsvinden direct bij- of kort na het overlijden van de gelovige. Dat kan om een aantal redenen niet de gedachte zijn.
1. De uitzonderlijke formulering “uit-opstanding uit de doden”, is taalkundig vergelijkbaar met “uitroeien uit het volk” (=uitroeien, nl. uit het volk; Handelingen 3:23) en met “uittocht uit Egypte” (uittocht, nl. uit Egypte; Hebreeën 3:16). De uit-opstanding uit de doden = uitopstanding, nl. uit de doden. Het bijzondere van de uitdrukking is dat het extra nadruk legt op het feit dat het een opstanding UIT de doden betreft.
2. De opstanding uit de doden waarvan Paulus in dit hoofdstuk spreekt, vindt uitdrukkelijk niet plaats bij het overlijden van een gelovige (of vlak daarna) maar ter gelegenheid van de terugkeer van onze Here Jezus Christus. Dat is nl. wat Paulus een paar verzen verder naar voren brengt.
“Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als Verlosser verwachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt…”
Filippi 3:20,21
M.a.w. wanneer Christus uit de hemelen komt, DAN zal ons vernederd lichaam worden veranderd, en aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig worden gemaakt. Deze verandering van het lichaam vindt niet plaats, telkens wanneer een gelovige overlijdt, maar is een collectief, gelijktijdig gebeuren.
3. Wanneer de opstanding in Filippi 3:11 zou inhouden dat de gelovige direct bij- of kort na het overlijden een nieuw lichaam zou ontvangen, dan IS er helemaal geen sprake van een vernederd lichaam dat veranderd wordt (3:21) of opstaat. Als naast een nog steeds vernederd lichaam een nieuw verheerlijkt lichaam ontstaat, dan is dat geen verandering, en evenmin een opstanding, te noemen.
Ook in de Filippi-brief is de verwachting nog steeds geheel gericht op het moment dat onze Here Jezus Christus uit de hemelen zal komen, om ons vernederd lichaam te verlossen. Geen nieuwe verwachting dus, maar een verwachting die Paulus ook al vele jaren eerder predikte. Aan de gelovigen in Thessalonica schrijft Paulus, dat zij zich van de afgoden hadden bekeerd om…
“.. uit de hemelen zijn Zoon te verwachten, die Hij uit de doden opgewekt heeft, Jezus, die ons verlost van de komende toorn.”
1Thessalonica 1:9,10
Hier vinden we een vrijwel identieke formulering als in Filippi 3. De opstanding van hen ” die van Christus zijn”, is een voluit toekomstig gebeuren (1Korinthe 15:23). Tot die tijd is er slechts één die onsterfelijkheid heeft (1Timotheüs 6:16). Geheel in overeenstemming hiermee waarschuwt Paulus uitdrukkelijk in zijn laatste brief (!) voor een leer waarin de opstanding al plaatsgevonden zou hebben (2Timotheüs 2:18). Deze leer is namelijk een aantasting van de verwachting die Paulus (op grond van openbaring) in zijn brieven heeft mogen bekendmaken.