stiekem blij met de hel? (Chan 2)
04-04-2012 - Geplaatst door Andre PietIn het voorwoord van het boek ‘bestaat de hel?’ schrijft ds. Arenda Haasnoot:
Francis Chan geeft eerlijk aan dat hij liever geen hel wil. Maar hij kan er niet onderuit.
En de auteur meldt bij herhaling:
Diep van binnen wil ik liever helemaal niet in de hel geloven.
(…)
Ik moest weten of de Bijbel echt leert dat er een letterlijke hel bestaat. Zou het niet heerlijk zijn als dat niet het geval bleek te zijn? Dan zou ik eens mijn grootmoeder terug kunnen zien!
Zoals ik in mijn vorige blog al aangaf, is het leerstuk van ‘hel en verdoemenis’ voor iedereen die het serieus neemt, gekmakend. Dat is niet slechts mijn ervaring en bewering, ook Chan zelf onderkent dit. Enkele jaren terug schreef Andries Knevel (EO):
De idee dat je kinderen, of kleinkinderen, of broer, of goede vriend, of die lieve, zachtaardige, behulpzame buurvrouw voor eeuwig gemarteld zullen worden is letterlijk gekmakend.
De vraag dringt zich op: hoe is het mogelijk te geloven in een volstrekt uitzichtloos lot en tegelijkertijd van een blijde boodschap te spreken? Chan zou het heerlijk vinden, schrijft hij, om te ontdekken dat er geen letterlijke hel is. Vreemd… Chan maakt zelf duidelijk dat het woord ‘hel’ eigenlijk Gehenna is, d.w.z. het dal van Hinnom bij Jeruzalem. Dát is letterlijk. Schrijvend over Marcus 9:44,48 merkt hij op:
Met deze beelden (wormen die blijven knagen en een vuur dat niet dooft) verwijst Jezus naar Jesaja 66:24, en het is niet waarschijnlijk dat Jesaja aan een eeuwigdurende bestraffing dacht. (hfst.3)
“Niet waarschijnlijk” is een understatement. Jesaja 66:24 spreekt expliciteit, in letterlijk-realistische taal over verterende lijken bij Jeruzalem, gedurende het toekomstig vrederijk. Chan weidt in het slot van zijn boek een paar bladzijden uit over de vraag waar de hel zich bevindt maar kan daarop geen antwoord geven. Is dat geen gotspe voor iemand die claimt Gehenna, een geografische plaatsnaam nota bene, letterlijk te nemen?!
Op de uiterst gekunstelde wijze waarop Francis Chan zich in hfst. 1 afmaakt van tal van Schriftplaatsen (zoals Filp.2, 1Kor.15, enz.) kom ik later misschien terug. Zijn benadering wekt bij mij in elk geval niet de indruk van iemand die liever geen hel wil…
Tot in het laatste hoofdstuk aan toe blijft Francis Chan herhalen niet te willen geloven in een hel. Toch verhindert hem dit niet te schrijven dat de hel hem ook “meer reden tot vreugde” geeft. De hel kan een dogma zijn, zo schrijft hij,
… die energie geeft, want het maakt de schoonheid van het kruis alleen maar groter. (hfst.7)
Dus stiekem tóch blij met de hel…