Romeinen 10:1,2 – ijver van God
21-07-2021 - Geplaatst door Andre PietInderdaad broeders, het behagen van mijn hart en de smeekbede naar God toe is ten behoeve van hun redding, 2 omdat ik voor hen getuig dat zij ijver van God hebben, maar zonder overeenkomend besef.
Aan het begin van het vorige hoofdstuk begon Paulus zijn betoog over Israëls redding met te verklaren hoezeer het onderwerp hem raakt. Israëls ongeloof betekende voor hem een “grote droefheid en een ononderbroken hartzeer” (9:2). En dat bevestigt hij hier (“inderdaad broeders”). Ook in zijn gebed speelde de redding van zijn Joodse volksgenoten een voorname rol. Deze grote persoonlijke betrokkenheid legt hij ook uit. Hij getuigt en pleit voor hun ijver van God. Een ijver die voor hem zo herkenbaar was, omdat hijzelf ooit diezelfde ijver had (Hand.22:3). In Galaten 1:14 zegt hij zelfs “een extreme ijveraar van de overleveringen van de vaderen” te zijn geweest.
Maar zonder verstand deugt zelfs ijver niet (vergl. Spr.19:2). Het vuur en fanatisme van Paulus’ volksgenoten hield geen gelijke tred met verstand. Het Jodendom heeft de reputatie de Schrift goed te verstaan, maar Paulus is het daar niet mee eens. Men rent wel… maar de verkeerde kant op. Om op de bestemde plaats te arriveren dient men eerst te weten waar men naar toe gaat.