klassieke misverstanden over GODS gerechtigheid
31-10-2020 - Geplaatst door Andre PietHervormingsdag bepaalt ons bij één van de meest centrale begrippen tijdens de Reformatie: de gerechtigheid (of rechtvaardigheid) van God. Luther vertaalde deze uitdrukking (o.a. in Rom.1:17; 3:21) met “de gerechtigheid die voor God geldig is“. Dat is een heel curieuze weergave! Want Gods barmhartigheid is toch ook niet de barmhartigheid die voor hem geldig is o.i.d.? Nee, Gods barmhartigheid verwijst naar God die barmhartig is en barmhartigheid bewijst. En zo verwijst Gods gerechtigheid naar het feit dat Hijzelf rechtvaardig is en rechtvaardig handelt. Maar vanwaar dan Luthers merkwaardige vertaling? Het antwoord daarop is dat Luther in navolging van de RK-uitleg, evenals later ook Calvijn, uitging van de gedachte dat de mens de gerechtigheid van Christus wordt toegerekend. Ik citeer zondag 23, uit de Heidelberger Catechismus, vraag 60: Hoe zijt gij rechtvaardig voor God? Het antwoord dat daarin gegeven wordt, luidt dat…
… God, zonder enige verdienste mijnerzijds, uit louter genade mij de volkomen genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, evenals had ik nooit zonde gehad noch gedaan, ja, als had ik zelf al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor mij volbracht heeft, in zoverre ik zulke weldaad met een gelovig hart aanneem.
De voorstelling hier is dat de mens niet in staat is de wet te houden en daarom schuldig is. Gods oplossing hiervoor zou tweeërlei zijn:
- Christus volbrengt voor mij gehoorzaam waartoe ik niet in staat ben: zijn wetsbetrachting wordt mij toegerekend;
- en aan het kruis draagt hij de straf op de zonden die ik had verdiend (> genoegdoening).
genoegdoening?
In de traditionele theologie zijn dit de twee pilaren waarop de rechtvaardiging van de mens wordt gebaseerd. Over die tweede grond, nl. dat Jezus plaatsvervangend de straf zou hebben gedragen voor onze zonden, is in het verleden al vaker op GoedBericht ingegaan. Daarin bracht ik naar voren dat vergeving en betaling van zonden elkaar uitsluiten. Wanneer voor mijn schuld betaald is, dan hoeft God niets te vergeven aangezien de schuld dan immers is voldaan. Maar Christus’ sterven aan het kruis is in de Schrift geen schuldbetaling, maar een losprijs. Hij stierf om op te kunnen staan en nieuw leven aan het licht te brengen. Dóór zijn dood kocht hij ons vrij. Dit laatste laat ik hier nu verder rusten en richt me op de eerst genoemde pilaar.
toerekening van Jezus’ wetsbetrachting?
Laat ik een paar overwegingen noemen waarom het zowel onbijbels als onlogisch is dat Jezus’ wetsbetrachting ons zou worden toegerekend.
- Als ieder mens verplicht is om de wet te gehoorzamen, hoe kan Christus deze plicht dan voor mij vervullen? Zijn wetbetrachting zou toch alleen hemzelf rechtvaardigen en niet een ander?
- Waarom zou Christus voor mij als niet-Israëliet, de wet moeten volbrengen? Niet-Joden stonden nooit toch “onder de wet” (Rom.2:14; 5:13), dus vanwaar de noodzaak dat een plaatsvervanger dit voor hen zou doen?
- Wanneer Christus voor mij tijdens zijn leven plaatsvervangend de wet heeft vervuld, waarom moest hij dan vervolgens nog (plaatsvervangend) voor mij sterven? Als zijn leven mijn tekortkomingen heeft aangevuld, waarom dan nog daarvoor sterven? Als ik rechtvaardig gerekend wordt op grond van zijn volmaakte wetsbetrachting, wat is dan nog de zin van Jezus’ sterven? Waarom sterven voor iemand die reeds gerechtvaardigd is?
openbaring van GODS rechtvaardigheid
De crux van het misverstand in de traditionele rechtvaardigingsleer is, dat de rechtvaardigheid van God feitelijk het rechtvaardig handelen van een mens is, gebaseerd op de wet. Weliswaar toegerekende rechtvaardigheid, maar toch rechtvaardigheid van een mens en bovendien rechtvaardigheid op basis van wetsbetrachting. Terwijl Romeinen 3:21 triomfantelijk uitroept…
Nu echter, los van wet, is rechtvaardigheid van God openbaar gemaakt waarvan getuigenis gegeven wordt onder de wet en de profeten…
Het goede bericht van de openbaring van Gods rechtvaardigheid is, dat GOD zelf recht gedaan heeft, nl. aan zijn belofte. Hij had tevoren beloofd en voorzegd in de wet en profeten, en nu heeft Hij zijn woord waargemaakt en vervuld. Hij heeft zijn Zoon naar zijn belofte (Hand.13:32) als Eersteling opgewekt uit doden! Inderdaad, Gods Zoon werd “geboren onder de wet” (Gal.4:4) en hij heeft deze wet ook volmaakt vervuld. Zo kon hij als onberispelijk lam worden geslacht, om vervolgens tot heerlijkheid van GOD op te staan. Niet de slachting maar de verrijzenis daarna is het offer, door GOD zelf ‘aangestoken’.
opgewekt om onze rechtvaardiging
Het is in de opwekking van Christus waarin het geheim ligt van onze rechtvaardiging:
… Hem die Jezus onze Heer opwekte vanuit de doden; 25 die werd overgeleverd om onze misstappen en werd OPGEWEKT OM ONZE RECHTVAARDIGING.
-Romeinen 4:24,25-
Zoals onze afstamming van Adam de garantie is dat alle mensen zondaren en stervelingen zijn, zo is Christus’ opwekking de garantie dat alle mensen levend gemaakt en gerechtvaardigd worden.
Zo dan, zoals door één misstap voor alle mensen tot veroordeling [was], zo ook door één rechtsuiting voor alle mensen tot rechtvaardiging van leven.
-Romeinen 5:18- (zie ook 1Korinthe 15:22)
Dat GOD ons als rechtvaardigen ziet, is niet omdat Hij Jezus’ wetsbetrachting tijdens diens omwandeling op aarde, ons toerekent. Nee, Hij rekent ons rechtvaardig omdat Hij ons verenigd ziet met hem die stierf en voor altijd werd opgewekt.
7 Want die sterft is gerechtvaardigd van de zonde. 8 Maar indien wij samen met Christus stierven, geloven wij, dat wij ook samen met hem zullen leven…
-Romeinen 6-
Het is Christus’ opstandingsleven, dus voorbij het graf, dat ons deel is geworden en waarin GOD ons aanziet!
8 Maar indien wij samen met Christus stierven, geloven wij, dat wij ook samen met hem zullen leven, 9 daar wij weten dat Christus, opgewekt wordend vanuit de doden, niet meer sterft (…) 10 Want wat betreft dat hij stierf aan de zonde, stierf hij eens voor altijd. Maar wat zijn leven betreft, leeft hij voor God. 11 Zo ook jullie, reken jezelf inderdaad doden te zijn voor de zonde, levenden echter voor God, in Christus Jezus.
-Romeinen 6:8-11-