ja maar…
13-10-2012 - Geplaatst door Andre PietVanwege het onderwerp waarover ik morgen (14 oktober) in Zoetermeer hoop te spreken (“de gezouten waarheid“), heb ik me de laatste dagen bezig gehouden over de betekenis van ons spreken en het belang dat dit “tot opbouw” is (Efeze 4:29). Al sinds jaren fascineert mij in dit verband het gebruik van het woordje ‘maar’. Het woordje maar is een tegenwerping dat tot doel heeft om wat eerder is gezegd, te ontkrachten of te relativeren. Wie ja laat volgen met maar, zegt op een verpakte manier nee. “Ja, maar…” kun je meestal zonder wezenlijke betekenisverandering vervangen door “nee, want…”.
Het valt mij vaak op dat velen zich kennelijk niet bewust zijn hoe afbrekend zij het woordje maar gebruiken. In allerlei contexten. In predikaties bijvoorbeeld. De prediker begint met positieve woorden over ‘genade’ en ‘de blijde boodschap’ totdat… het woordje maar valt. Dat blijkt altijd weer een killer. Want al het mooie wat gezegd is wordt daarmee in één keer teniet gedaan. Wat ná maar volgt krijgt per definitie het accent. Het woord maar maakt de eerste mededeling onbelangrijk. De zin “ik ben arm… MAAR gezond” klinkt daarom heel anders dan “ik ben gezond… MAAR arm”. Hoewel de informatie in beide zinnen gelijk is, is de volgorde van de mededeling bepalend voor de toonzetting. De eerste opmerking klinkt dankbaar terwijl de tweede opmerking overkomt als klacht.
De ordening (syntaxis) van negatief en positief is beslissend voor de uitkomst. Ook in gesprekken weegt dat zwaar. Wie iemand die terneer gedrukt is wil bemoedigen en het leed van de ander ook serieus wil nemen, zal niet met opbeurende woorden moeten beginnen. Want de ander zal zich slechts onbegrepen voelen en met mitsen en maren de positieve woorden wegwuiven. Wie daarentegen eerst het pijnlijke een erkende plaats geeft, kan daarna met een opbouwend maar vervolgen. Want wat ná maar volgt, dat blijft hangen. “Er is hoop… MAAR het valt niet mee” is daarom een ontmoedigende boodschap. Daarentegen is de zin “het valt niet mee… MAAR er is hoop!” wél bemoedigend. Het is de volgorde die het verschil maakt.
Is dit ook niet de Bijbelse gedachte? “Hij heft het eerste op, om het tweede te laten gelden…” (Hebr.10:9). Het grote Goddelijke maar. Het eerste dient slechts om het tweede te introduceren. Eerst lijden, daarna heerlijkheid. Eerst het oude, daarna het nieuwe. Eerst zonde, daarna genade. Eerst sterven, daarna het Leven.
Beslissend is telkens: wat heeft het laatste woord? Dáár gaat het om!
Reageer op Facebook