is Jezus God?
15-08-2016 - Geplaatst door Andre PietIn de vorige blog zagen we dat veel bijbellezers tegenstrijdigheden in de Schrift opmerken, waar ze niet zijn. In die blog ging het enerzijds om Gods vijanden die vernietigd worden en anderzijds ook met Hem verzoend worden. Omdat de Schrift beiden leert, zouden we niet kiezen (of/of) maar beiden accepteren (en/en). Dat bleek ook, want als we in staat zijn de tijden te onderscheiden, vullen beide gegevens elkaar perfect aan.
ja én nee
Bij de vraag ‘is Jezus God?’ lijkt het opnieuw niet moeilijk een kanjer van een tegenstrijdigheid in de Schrift op te merken. Want met de Schrift in de hand is de vraag met zowel nee als ja te beantwoorden. Maar ook hier geldt: wanneer de Schrift zowel het één als het ander leert, zouden we het ook beide geloven. En niet het ene accepteren en het andere wegredeneren. Of vice versa.
Jezus is géén God
Toen een kritische schriftgeleerde tot Jezus kwam (Mar.12:28-34) en Hem vroeg naar het eerste van alle geboden, beantwoordde Jezus vanuit het bekende ‘Sjema Israël’. Waarop de schriftgeleerde reageerde:
Inderdaad, Meester, naar waarheid hebt U gezegd, dat Hij één is en dat er geen ander is dan Hij. En Jezus, ziende, dat hij verstandig geantwoord had…
Let op: Jezus wordt aangesproken als U (tweede persoon enkelvoud) over de enige God als Hij (derde persoon enkelvoud, mannelijk). Als Jezus zou claimen God te zijn, dan had de schriftgeleerde moeten zeggen: “Inderdaad, Meester, naar waarheid hebt U gezegd, dat U één bent en dat er geen ander is dan U“. Het loutere feit dat de schriftgeleerde wisselt van U (=Jezus) naar Hij (=God), bewijst dat beiden niet identiek zijn. Want “er is geen ander dan Hij“. En deze waarheid wordt overal benadrukt. Jezus spreekt zijn Vader aan als “de enige waarachtige God” (Joh.17:3). En als Hij beschuldigd wordt door de Joden dat Hij zichzelf tot God maakt (Joh.10:33), dan weerspreekt Hij dat en claimt daarentegen Zoon van God te zijn (10:36). Tientallen keren lezen we in de Schrift van “God de Vader” maar nooit van ‘God de Zoon’. Dat is ook ondenkbaar, omdat met nadruk wordt geleerd: “voor ons nochtans is er maar één God, de Vader…” (1Kor.8:6; Ef.4:6). “Want er is één God en ook één middelaar van God en mensen, de mens Christus Jezus… ” (1Tim.2:5). Enzovoort.
De gedachte dat Jezus letterlijk God zou zijn, is absurd. Jezus claimde uitdrukkelijk niet alwetend te zijn (Mat.24:36). En Hij bad tot God “niet mijn wil, maar de Uwe geschiede” (Luc.22:42). Aan het kruis riep Hij”… waartoe hebt u Mij verlaten!” (Mat.27:46). Was God van God verlaten? Als Jezus God was, stierf God dan aan het kruis? Was God dood gedurende de drie dagen in het graf? Waarom moest Hij door God worden opgewekt, als Hij zelf God was (Rom.6:4)? Als Jezus letterlijk God zou zijn, dan is het onmogelijk dat Hij echt stierf en dan hoefde Hij ook niet door God te worden opgewekt.
Beeld van God
Hoe éénvoudig deze waarheid ook is, er zijn niettemin ook vele Schriftplaatsen die wel degelijk de Heer Jezus Christus identificeren met God. Maar voordat ik dat laat zien, wil ik voorop stellen dat dit allerminst een theologisch probleem is. Wie de unieke rol en positie verstaat die Jezus Christus van Godswege kreeg toebedeeld, zou niet anders verwachten! In Johannes 1:18 lezen we:
Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem van de Vaders is, die heeft Hem doen kennen.
De Zoon is degene die God (die nog nooit iemand gezien heeft), doet kennen. Zodat Jezus kon zeggen: “wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” (Joh.14:9). Hebben we God dan gezien? Nee en ja. Hij is de Vader niet letterlijk, maar in Hem zien wij de Vader uitgebeeld. Of zoals we eerder zagen: Christus Jezus is de ene Middelaar van God en mensen. De ene God komt tot de mensheid via Christus Jezus en de mensheid komt via Hem tot de ene God. In Kolosse 1:15 lezen we over “de Zoon van Gods liefde” het volgende:
… die is een beeld van de God, de onzichtbare…
Ook hier weer: God is de ongeziene. Maar God heeft een Beeld (Gr. Ikoon), d.w.z. iemand die Hem representeert. Zoals de beeltenis van de keizer op een muntstuk, de keizer representeert (Mat.22:20,21). Van zo’n beeld op een muntstuk zeggen we: dat is de keizer. Uiteraard niet letterlijk, alsof de keizer in je portemonnee zou zitten, maar als beeldspraak. We gebruiken dagelijks de stijlfiguur van beeldspraak. We zien b.v. de president van Amerika op de televisie of op een foto en zeggen dan: dat is de Amerikaanse president. En niemand die ons dan corrigeert en zegt: nee, de president is in het Witte Huis. Want iedereen begrijpt dat dit beeldspraak is. Welnu, deze beeldspraak i.v.m. de Zoon van God als God, vinden we op heel wat plaatsen in de Schrift. Een paar voorbeelden.
Jezus als God
In Zacharia 12:10 lezen we (letterlijk vertaald):
Ik (=JAHWEH) zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem uitgieten geest van genade en van gebeden; zij zullen MIJ aanschouwen, die zij doorstoken hebben, en over Hem een rouwklacht aanheffen als de rouwklacht over een enige zoon…
JAHWEH verklaart: ze zullen Mij aanschouwen en pal daarop: en over Hem een rouwklacht aanheffen. Zien de inwoners van Jeruzalem straks JAHWEH of een ander? Ze zien letterlijk de doorstoken Messias als “enige zoon” (Openb.1:7). Maar omdat deze Gods Beeld is, zien ze JAHWEH. Maar dat laatste is beeldspraak (zoals ook in Zacharia 14:10).
In Jesaja 45:23 zweert JAHWEH dat voor Hem elke knie zich zal buigen en elke tong Hem zal belijden. Paulus haalt dit aan in Filippi 2 en zegt:
9 Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken,
10 opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hemelsen, aardsen en onderaardsen,
11 en alle tong zou toejuichen: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader!
God heeft aan Jezus “de naam boven alle naam geschonken”. Dat is de naam van JAHWEH, want de naam van JEZUS betekent: JAHWEH redt. In die naam zal elke knie buigen en elke tong juichen. Jezus is JAHWEH die redt! Betekent dat deze universele erkenning van Jezus Christus, tot eer van Hemzelf zal zijn? Nee, nooit ging het Jezus Christus om Hemzelf. Filippi 2:11 eindigt daarom met: “… tot eer van God, de Vader”.
de cirkel is rond
Over het ultieme einde van de heilshistorie, lezen we in 1Korinthe 15:28:
Wanneer alles Hem ondergeschikt is, zal ook de Zoon zelf aan Hem worden ondergeschikt, die Hem alles ondergeschikt heeft, opdat God zij alles in allen.
De Zoon is degene door wie God al zijn plannen realiseert. Alles is uit God de Vader, maar door de Zoon (1Kor.8:6). Wanneer eenmaal alles ondergeschikt zal zijn aan de Zoon, zal ten slotte ook de Zoon zelf worden ondergeschikt. God was het die Christus aanstelde om alles te onderschikken en wanneer Hij die functie vervuld heeft, zal Hij daaruit worden ontheven. Aan het einde zal Christus een volmaakt Koninkrijk overdragen aan God de Vader (1Kor.15:24). De Zoon treedt terug, opdat God zij alles in allen.
nog eens: ja en nee
Is Jezus Christus God? Ja en nee. Letterlijk is Hij de Zoon van God. Gods Beeld. Gods Middelaar. Want er is één God, de Vader. Tegelijkertijd beeldt Hij wel (de onzienlijke) God uit. Zodat wie Hem ziet, God ziet. Maar dat is beeldspraak.
Dat de Zoon van God ook als God zelf wordt geschilderd is geen theologisch probleem. Het is een taalkundig, semantisch fenomeen. Beeldspraak is een stijlfiguur die we juist zouden verwachten bij degene die de Schrift neerzet als Gods Beeld.