GoedBericht.nl logo
English Blog

hoe leggen we de drie-eenheid uit aan Joden?

21-11-2017 - Geplaatst door Andre Piet

Een paar weken terug stond in het Nederlands Dagblad een interview met kerklieddichter en predikant André Troost. Onlangs kwam van hem een theologische roman uit waarin hij zijn persoonlijke twijfels verwerkt omtrent de leer van de drie-eenheid. Hij zegt daarover dit:

Mijn diepste motief is Israël. Voor Joden is het onbestaanbaar dat nog iemand God zou zijn, naast en van hetzelfde wezen als de Ene. Dat heeft het geloof in de Messias voor Joden onmogelijk gemaakt.

Vorige week reageerde professor Willem Ouweneel daarop in een wekelijkse column onder de titel ‘Hoe leggen we de Drie-eenheid aan Joden uit?’. Hij schrijft n.a.v. bovenstaand citaat:

Tja, als het zo aan Joden gepredikt wordt, snap ik ook wel dat geen Jood tot geloof in Jezus komt! Menige Jood denkt inderdaad dat christenen er een soort driegodenleer op na houden, omdat hun zelden goed wordt uitgelegd wat klassiek-orthodoxe christenen nu echt geloven.

Zou het misschien kunnen dat deze leer in zichzelf onbegrijpelijk is en niet uit te leggen? Ik ben nog nooit iemand tegen gekomen die in staat is het verschil uit te leggen tussen een persoon en een wezen. Terwijl dat m.i. nogal essentieel is, aangezien de klassieke leer de drie-eenheid definieert als “één wezen, drie personen’. Maar wat is de waarde van termen die niet aan de Schrift zijn ontleend (en dus verzonnen zijn) en waar niemand zich ook maar iets bij kan voorstellen?

Ouweneel protesteert tegen de opmerking van Troost en stelt:

Maar zo zit het helemaal niet. Het is niet: de Vader is God, en die God-Vader blijkt een Zoon te hebben, maar: de ene God van het Oude Testament blijkt in het Nieuwe Testament ‘Vader, Zoon en Heilige Geest’ te zijn. Dat is een enorm verschil. (…) Als je, zoals Troost doet, beweert ‘dat nog iemand God zou zijn, naast en van hetzelfde wezen als de Ene’, dan – sorry dat ik het zeg – begrijp je geen snars van de drie-eenheidsleer en werp je inderdaad een enorme blokkade voor Joden op. Er is niemand naast God die van hetzelfde wezen is als Hij. En dat heeft ook geen ter zake kundige theoloog ooit beweerd.

Ouweneel beweert dus: de ene God is niet de Vader, maar ‘Vader, Zoon en Heilige Geest’. Deze bewering mag dan conform de klassieke belijdenis zijn, het is aantoonbaar niet de wijze waarop de Schrift daarover spreekt. In Marcus 12 lezen we dat Jezus door een schriftgeleerde wordt benaderd met de vraag wat de eerste van alle geboden is. Jezus beantwoordt dit met het beroemde ‘Sjema Israël’. En de schriftgeleerde antwoordt vervolgens tevreden (Mar.12:32-34):

Inderdaad, meester, naar waarheid hebt u gezegd, dat Hij één is en dat er geen ander is dan Hij. …
En Jezus, zag dat hij verstandig geantwoord had…

Ouweneel zoekt een antwoord op de vraag ‘Hoe leggen we de Drie-eenheid aan Joden uit?’. Welnu, hier hebben we een situatie waar Jezus zelf aan een Joodse schriftgeleerde vertelt wie de ene God is. En de schriftgeleerde heeft niets aan te merken op Jezus’ uitleg. En Jezus op zijn beurt, stelt vast dat de schriftgeleerde hem goed begrepen heeft. Wordt in deze conversatie de drie-eenheid onderwezen? Geeft Jezus een hint dat de ene God uit meerdere personen bestaat? Of leert hij dat hijzelf deel uitmaakt van de ene God?  Nee, integendeel! Jezus spreekt over de ene God als Hij. Derde persoon, enkelvoud. “Hij is één en er is geen ander dan Hij”. Zo ingewikkeld als de constructie van de leer van de drie-eenheid is en de terminologie die men daarvoor heeft bedacht, zo eenvoudig is deze statement. En dan te bedenken dat óók in het Nieuwe Testament, dit “de eerste van de geboden” is!

Luister ook naar Jezus’ gebed in Johannes 17. Hij spreekt God aan als Vader (vers 1) en zegt dan in vers 3:

Dit nu is het eeuw-ige leven, dat zij U kennen, de ENIGE waarachtige GOD, en Jezus Christus, die U gezonden hebt.

Jezus spreekt hier zijn Vader aan, als de enige God. Daarmee demonstreerde hij niet slechts onbekend te zijn met de leer van de drie-eenheid. Het is nog veel sterker: deze leer valt onmogelijk met Jezus’ woorden te rijmen.

Voor Paulus lag de zaak niet anders. In 1Kor.8:6 schrijft hij:

… voor ons nochtans is er maar ÉÉN GOD, de Vader, uit wie alle dingen zijn…

De vraag is niet: hoe leggen wij de drie-eenheid uit aan Joden? De vraag is: hoe legt een Jood de waarheid van de ene God uit, aan hen die een achtergrond van meer-godendom hebben? Hier is zo’n Jood aan het woord. Is Paulus’ monotheïsme veranderd sinds hij Jezus als Messias erkent? Totaal niet! De terminologie van de drie-eenheid (‘één wezen, drie personen’, God de Zoon, enz) is hem even vreemd als het concept zelf. Geen meerdere personen die allen God zijn, maar “één God, de Vader”. En de Zoon is geen ‘God, de Zoon’ maar altijd en consequent “de Zoon van God”. In Efeze 4:6 verklaart dezelfde Paulus:

ÉÉN GOD en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen.

Zijn er dan geen teksten aan te wijzen waarin de Messias wordt vereenzelvigd met God? O ja, zeker! Maar is die identificatie van de Messias en God een reden om de eenheid van God te herzien of opnieuw te definiëren? Voor de schrijvers van het Nieuwe Testament in elk geval niet. Voor hen was Jezus de representatie van God. Of, zoals Jezus zelf verklaarde: “Wie mij heeft gezien, heeft de Vader gezien…” (Joh.14:9). En Paulus noemt in Kolosse 1 “de Zoon van Gods liefde”, het “beeld van God, de Onzienlijke” (1:15). M.a.w. de Zoon van God beeldt als Ikoon, de onzienlijke God uit. Dus is het logisch dat waar we Jezus Christus aantreffen, God zien. Dat is geen theologisch probleem, het is een taalkundig fenomeen. De kandelaren zijn de zeven gemeenten (Openb.1:20). De tien hoorns zijn tien koningen (Openb.17:12). Het brood is het lichaam van Christus (Mat.26:26), enz. Overal komen we deze stijlfiguur van beeldspraak tegen. En ‘beeldspraak’ mogen we toch vooral verwachten, waar van de Zoon expliciet gezegd wordt, dat hij het beeld van God is. De sleutel hangt bij de deur!

Maar ja, helaas, al deze volstrekt Bijbelse overwegingen leggen geen enkel gewicht in de schaal van het orthodoxe christendom. Men roept her en der wel ‘Sola Scriptura!’ maar in de praktijk ben je een ketter wanneer je een leer die in de vierde eeuw tot dogma werd verheven, ontkent of weerspreekt. De leer van de drie-eenheid is sindsdien en tot op vandaag het ijkpunt van orthodoxie. En ik koester niet de illusie dat een blog als deze daar ook maar enige verandering in zal brengen.

In 1975 schreef Ouweneel in een brochure (‘wat is gezonde Bijbelstudie?’; pag. 25):

Gezonde Bijbelstudie is veilige Bijbelstudie, en zij is veilig als zij zo dicht mogelijk bij de Schrift blijft en alleen de terminologie van de Schrift hanteert

En zo is dat! Een krachtiger veroordeling van de leer van de drie-eenheid kan ik niet bedenken.

Delen: