misbruikt bijbelgedeelte
20-09-2013 - Geplaatst door Andre PietTot één van de beruchtste en voor velen meest beangstigende passages in de Bijbel behoort onderstaande perikoop uit Hebreeén 6.
4 Want het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht zijn geweest, van de hemelse gave genoten hebben en deel gekregen hebben aan de heilige Geest, 5 en het goede woord Gods en de krachten der toekomende eeuw gesmaakt hebben, 6 en daarna afgevallen zijn, weder opnieuw tot bekering te brengen, daar zij voor zichzelf de Zoon van God opnieuw kruisigen en tot een bespotting maken. 7 Want de grond (… 8) als hij doornen en distelen draagt, is hij ondeugdelijk en nabij de vervloeking, die uitloopt op verbranding.
Dit gedeelte heeft zich altijd uitstekend geleend voor hel-en-verdoemenis preken. Dat is ronduit tragisch omdat deze passage daarmee wordt misbruikt en uit z’n verband wordt gerukt. Waar gaat het dan wel over?
De Hebreeën-brief is gericht aan Hebreeën, aan Joden die verbonden waren met de stad Jeruzalem. Zij vormden inmiddels de tweede generatie van Jezus-als Messias belijdende Joden. Deze aanvankelijk grote gemeenschap dreigde massaal terug te keren tot het Jodendom. Deels vanwege de desillusie van het uitblijven van de (weder-)komst van de Messias, deels vanwege vervolging. Ooit waren velen van hen gelovige geworden door indrukwekkende wondertekenen maar wat nu overbleef was teleurstelling en grote pressie om het geloof in Jezus als Messias af te zweren. De Hebreeën-briefschrijver zegt dat als ze dat zouden doen, ze voor zichzelf de Zoon van God opnieuw zouden kruisigen. Ooit hadden ze zich gereinigd (lees: ze waren gedoopt) en afstand genomen van het Jodendom dat haar Messias had overgeleverd om te kruisigen. Die moord had het volk in onwetendheid begaan maar door terug te keren tot het Jodendom identificeerden deze Joden zich met deze misdaad welbewust. Hoe zouden zij opnieuw tot bekering kunnen worden gebracht? De prediking aangaande de Messias kenden ze, maar daarvan hadden ze zich afgekeerd. Daar komt bij dat de schrijver een aanstaand drama voorziet (“nabij de vervloeking”). En inderdaad, korte tijd later, in 70 AD, heeft zich dat voltrokken. De tempel werd door de Romeinen tot de laatste steen afgebroken en de stad Jeruzalem ging geheel in vlammen op (“uitlopend op verbranding”). Slechts degenen die gelovig de stad verlieten (“laten wij uitgaan buiten de legerplaats”; 13:13) zouden hieraan ontkomen.
Zonder deze historische context is het onmogelijk om een brief als die aan de Hebreeën te verstaan. De aanleiding tot het schrijven is buitengewoon ernstig, maar gaat niet over ‘hel en verdoemenis’ waartoe het vaak is misbruikt. De vloek en de verbranding waarvan hier sprake is, verwijst concreet naar één van de zwartste bladzijden in de geschiedenis van het Joodse volk. De Hebreeën-brief is niet gericht aan (ekklesia’s van) individuen, maar vormt een nationale boodschap. Treffend samengevat in Hebr.10:30: “de Heer zal zijn volk oordelen”.
——————————————-
Voor meer over Hebreeën 6:4-8, bekijk en beluister de studie van donderdag 21 sept. Of meer algemeen deze studies over ‘de setting van de Hebreeën-brief’.
Reageer op Facebook