GoedBericht.nl logo
English Blog

Augustinus’ erfenis verblindt voor Israëls toekomst

21-08-2025 - Geplaatst door Andre Piet

In het Nederlands Dagblad van 21 augustus 2025 werd hoogleraar Hans van Oort geïnterviewd onder de veelzeggende kop: Nergens belooft het NT een staat Israël. Van Oort zegt dat hij “verbijsterd” was over zijn conclusie. Maar wie het stuk leest, ziet nauwelijks verbijstering. Van Oort bekent immers: “Ik had geen sterke mening omtrent dit thema.” Hoe kan iemand die zich nooit echt in de verwachting van Israël heeft verdiept, plots dan zo “verbijsterd” zijn? De kop suggereert een ontdekkingsreis, maar in werkelijkheid herhaalt Van Oort het kerkelijk dogma sinds Augustinus: Israël telt niet meer; de kerk is ervoor in de plaats gekomen.

de eerste fout: beginnen waar je niet moet beginnen

De fout van Van Oort is fundamenteel: hij begint in het Nieuwe Testament en beperkt zich daartoe. Hij schrijft:

Zelf besloot ik het hele Nieuwe Testament door te nemen, in het Grieks, om tot een goed oordeel te komen.

Maar zo werkt het niet. Het Nieuwe Testament staat niet op zichzelf, het borduurt voort op het Oude. De verwachting van de profeten is glashelder: wanneer de Messias komt, zal Hij Israël verzamelen, hen herstellen in hun land, en vanuit Jeruzalem regeren over de volkeren. En de schrijvers van het Nieuwe Testament sluiten dáárbij aan; nergens wordt die verwachting ongedaan verklaard.

de troon van David – niet in de hemel

Wie teruggaat naar het begin van het evangelie van Lukas, ziet dit direct. Toen de engel bij Maria kwam, zei hij over het kind dat zij zou baren:

De Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven.
-Lukas 1:32-

Die troon van David staat niet in de hemel, maar in Jeruzalem. De Messias is de Zoon van David en zal daar regeren, in de stad van David. Dit is geen symbolische beeldspraak, maar de kern van Israëls verwachting.

Handelingen 1: een terechte vraag

De ND-tekst vat Van Oort samen met de stelling dat “de geschriften van het Nieuwe Testament geen enkele ruimte laten voor een staat Israël”. Maar lees Handelingen 1:6. Daar vragen de discipelen aan Jezus:

Herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël?

De vraag was niet óf dat herstel er komt, maar wanneer. Jezus wijst hen niet terecht; Hij bevestigt slechts dat de Vader de tijden en gelegenheden heeft vastgesteld. Als zelfs de discipelen na veertig dagen onderwijs uit de mond van de Opgestane Heer nog deze verwachting hebben, hoe kan men dan volhouden dat het Nieuwe Testament van die verwachting geen weet heeft?

Handelingen 15: eerst de volkeren, dan Israël

Ook Handelingen 15:16-17 laat niets aan duidelijkheid te wensen over. Wanneer God eerst een volk uit de natiën zal hebben verzameld zal Hij alsnog de belofte vervullen, zoals de profeet Amos daarover schreef.

Daarna zal Ik wederkeren en de vervallen hut van David weder opbouwen… opdat ook de overigen der mensen de Here zoeken.

Eerst verzamelt God een volk uit de natiën, daarna herstelt Hij het vervallen koningshuis van David en Israël. Jakobus sluit volledig aan bij de profeten.

Romeinen 9–11: een totdat

In Romeinen 9–11 betoogt Paulus dat Israëls huidige ongeloof een totdat heeft (11:25). Nu zegt het volk in meerderheid nee tegen haar Messias  (“hun verharding”); maar dat is tijdelijk.

En zó zal gans Israël behouden worden; gelijk geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen, Hij zal de goddeloosheden van Jakob afwenden; en dit is voor hen het verbond van Mij, wanneer Ik hun zonden wegneem.’
-Romeinen 11:26-27-

Hier grijpt Paulus expliciet terug op de profeten. Israël zal alsnog tot geloof komen en het Nieuwe Verbond – dat aan hen beloofd is (!) – zal in vervulling gaan.

blind voor de letterlijke vervulling

Van Oort presenteert als boodschap van het Nieuwe Testament dat het heil wereldwijd is en Joden en niet-Joden samen omvat. Dat is waar, maar het is slechts de helft van het verhaal. De volkeren delen vandaag inderdaad in het heil – maar dat is vanwege Israëls ongeloof en verwerping. Straks daarentegen zullen de volkeren delen in het heil vanwege Israëls geloof en aanneming:

Want, indien hun verwerping de verzoening der wereld is, wat zal hun aanneming anders wezen dan leven uit de doden?
-Romeinen 11:15-

Openbaring: te lastig voor zijn schema

Niet verwonderlijk dat Van Oort ook met Openbaring geen raad weet. Hij zegt:

Openbaring kun je niet lezen als een routeboek voor de eindtijd.

Waarom kun je Openbaring zo niet lezen? Spreekt Openbaring dan niet over de tijd van het einde? En laat Openbaring dan geen opeenvolgende reeks van gebeurtenissen zien (zegels, bazuinen, schalen) die deze tijd begeleiden? En hoe kan iemand die Openbaring leest, de rol die het aardse Jeruzalem speelt, ontgaan? Openbaring 11 bijvoorbeeld beschrijft twee getuigen die 42 maanden profeteren in de stad “waar ook hun Here gekruisigd is”—is dat niet Jeruzalem? Dat de stad geestelijk “Sodom en Egypte” wordt genoemd, doet niets af aan die geografische realiteit.

de bril van Augustinus

Wat verbijstert is dat Van Oort het Nieuwe Testament nog steeds leest door de bril van Augustinus. Sinds die tijd heeft de kerk zich de rol van Israël toegeëigend en al de concrete beloften voor het volk, de stad en het land wéggeredeneerd. Het probleem is niet dat profetieën óók geestelijke betekenis hebben—dat hebben ze—maar dit mag nooit ten koste van gaan van de concrete, letterlijke vervulling.

conclusie

Zoveel als van Oort weet van Augustinus, zo weinig benul heeft hij van de verwachting van Israëls profeten, waarbij Jezus en de apostelen naadloos aansloten. Neem hun woord serieus, en je weet: Gods beloften aan Israël zijn niet vervallen en staan nog steeds. Het herstel van het volk in hun land, Jeruzalem als hoofdstad, en de Messias op de troon van David—dát is de lijn van Schrift en profeten.

En dit is nog maar een greep. Alleen al in het Nieuwe Testament wemelt het van de bevestigingen (denk aan Mattheüs 19:28, Lukas 22:30, Handelingen 3:19-21, Openbaring 20:1-6). Van Oorts ontkenning lijkt op iemand die in het bos geen bomen ziet staan.

Delen: